vestigde in de Gemeente van Elkerzee, op het Eiland Schouwen. De Schrijver was vroeger zelf geplaatst op dat Eiland, alwaar vele aanverwanten en vrienden deze Leerrede tot aandenken wenschten te bezitten. De tekst, Jozua I:7-9, wordt, bij wijze van mreiding, kortelijk toegelicht, en vervolgens, naar aanleiding van denzelven, eerstelijk gesproken over de ware getrouwheid aan Bijbel en Openbaring; vervolgens worden de gronden en drangredenen vermeld, welke een ieder tot deze getrouwheid behooren te bewegen, maar vooral dezelve voor den Herder en Leeraar tot een onmisbaar vereischte maken; eindelijk wordt de rede besloten met toespraken, bij zulke plegtigheden gebruikelijk.
Sprekende over de ware getrouwheid aan Bijbel en Openbaring, toont de Redenaar aan, hoe dezelve den stempel moet dragen van verlichte kennis der in de Heilige Schrift voorgestelde waarheden, zich tot de geheele leer der Goddelijke Openbaring moet uitstrekken, ten allen tijde moet aan den dag gelegd worden, en vooral uit den wandel blijken. Als gronden en drangredenen tot deze getrouwheid worden vervolgens voorgesteld: dat de Bijbel Gods woorden bevat; dat God wil, dat wij dit woord gehoorzamen; dat de Bijbel verstandig en tevens heilzaam onderrigt bevat; en dat, eindelijk, God zelf tot deze getrouwheid ondersteuning wil schenken. Hartelijk en tevens verstandig zijn ook de bijzondere toespraken, met welke de Rede besloten wordt. Dezelve worde met verdiende goedkeuring door den godsdienstigen Lezer ontvangen; de Eerw. Schrijver geniete den lof, dien zijne voortreffelijke Bijbelverkondiging verdient, en beleve nog lang de vervulling der wenschen, welke het vaderlijke hart zoo welmeenend over den veelbelovenden Zoon ontboezemde!