Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 649]
| |
Boekbeschouwing.Dissertatio de nativa simplicitate Herodoti, quam, annuente summo Numine - pro gradu Doctoratus - examini solenni submittit Everhardus Waardenburg, Franequera Frisius, Conrector Gymnasii Arnhemiensis.(Vervolg en slot van bl. 610.)
II. Het tweede deel der verhandeling gaat over de natuurlijke eenvoudigheid van herodotus, met opzigt tot den stijl. - Bij wijze van inleiding doet waardenburg opmerken, dat, hoezeer herodotus noch wegwijzer, noch voorganger gehad hebbe in het vak der geschiedenis, en hoezeer hij bekend zij geweest en ingenomen met de beste voortbrengsels der poëzij, nogtans de eigene hoedanigheden, die in den historicus vereischt worden, door hem, op de uitnemendste wijze, zijn behartigd. Allereerst: waarheidsliefde. Deze hoofddeugd, die aan den stijl zoo geheel het karakter der eenvoudigheid bijzet; wij ontdekken haar in herodotus, overal, waar hij de getuigenissen en berigten van anderen toetst, of verwerpt; waar hij zelf verklaart, in oogenschouw te hebben genomen, 't geen hem door Egyptische priesters was verhaald; en waar hij, verschillende meeningen voordragende, wel verre van zijne eigene gedachten op te dringen, de keus dier gevoelens ten beste geeft aan zijne lezers. - Daarna: duidelijkheid. Ook deze hoedanigheid maakt den stijl hoogst eenvoudig. Herodotus bezit haar, en vindt hierin naauwelijks zijn' wederga. Geenszins legt hij zich toe op die kortheid, die zoo dikwerf der klaarheid in den weg staat; veeleer wordt hij te meer uitvoerig, 't zij in wijde beschrijving, 't zij in herhaling, naarmate het van grooter aanbelang | |
[pagina 650]
| |
zij, een juist begrip der zaken zich toe te eigenen. Onbekommerd, of zijne perioden altoos rond en numereus, met kunstigen val ten einde komen, kiest hij die woorden en volzinnen, die elk onderwerp in onbeneveld licht stellen. Eindelijk; is het eene deugd van den eenvoudigen historiestijl, dat niet de zaken zich naar de woorden schikken, maar dat de laatsten zich voegen naar de eersten; herodotus geeft overal blijken, (ook zelfs in zijne ἀνακολουθα) dat hij de volgorde van zaken en begrippen met onverstrooide gedachten vasthoudt, meer, dan dat hij zou jagt maken op strenge, grammatikale naauwkeurigheid der volzinnen. - Dit alles is door waardenburg met velerlei proeven aangewezen; proeven, die wij wederom getoetst hebben, zonder op dezelve iets te kunnen afdingen. Van hier zal nu het tweede stuk der dissertatie onbelemmerd voortgaan. Het is nogmaals in twee afdeelingen gescheiden; waarvan de eene aanwijzing doet, omtrent de natuurlijke eenvoudigheid van herodotus' stijl, in de bijzondere voorstellingen en gezegden; terwijl de andere diezelfde eenvoudigheid voordraagt, gelijk zij uitblinkt in eene doorloopende rede. A. Ofschoon, bij de beoordeeling van den eenvoudigen stijl, meer de voorstelling van zaken, dan wel de keus der woorden, in aanmerking komt; zoo wil toch waardenburg deze twee geenszins van elkander afscheiden. Soms toch, ja niet zelden, hangt het geheele kenmerk van den stijl, die eenvoudig zal heeten, af van een eenig woord, wél of kwalijk te pas gebragt. - Opent zich dan nu voor waardenburg's taak een onuitputtelijke rijkdom van voorbeelden uit de schriften van zijn' auteur, wijselijk gaat hij zich in derzelver mededeeling matigen; en wat hij van herodotus' eenvoudigen stijl in de bijzondere voordragt heeft aan te duiden, dat zal in de volgende vier hoofdbijzonderheden begrepen zijn.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 651]
| |
1. Wat betreft de beschrijving van zaken en plaatsen. Herodotus houdt hier juist het gelukkig midden, dat hij noch het kleine voorbijziet, noch het groote buitensporig verheft; maar aan hetgeen merkwaardig is, 't zij klein of groot, gelijke naauwkeurigheid te koste legt, met eigenaardige eenvoudigheid. Croesus' geschenken aan het Delphisch orakel - de werken van nitocris - de beschrijving van Libyës woestijn, van Egyptes diersoorten, van Babyloniës vruchtbaarheid, van Arabiës gewassen, van Latona's tempel - de vermelding, hoe het Perzisch leger, op zijn' togt door wildernissen, water bekomen hebbe; hoe de landstreek der Scythen gesteld zij geweest; de vergelijkingen van afstanden hier met afstanden elders, enz. enz. dit alles wordt door waardenburg, kort, duidelijk, zakelijk, en volkomen naar eisch, als voorbeeld bijgebragt. 2. Wat aangaat de beschrijving van der volken zeden en gebruiken. Herodotus paart bij juiste opmerkzaamheid en schrandere waarneming te gelijk eene hooge mate van zedigheid, zoo wel in prijzen, als berispen; terwijl hij onopgesmukt, uit een onbevooroordeeld gemoed, met eenvoudigen zin, de volken schetst, gelijk hij ze vond, of uit de berigten van anderen heeft leeren kennen. Tot proeven van die eenvoudige voorstelling ontvangen wij: de vermelding van twee zonderlinge gebruiken bij de Babyloniërs, (het een σοϕωτατον; het ander ἀισχιστον.) - Van de eigenheden der Egyptenaars, - van Indische merkwaardigheden, - van Scythische godsdienstplegtigheden en hunne koningsbegrafenissen, | |
[pagina 652]
| |
enz., enz. Terwijl dikwerf een eenig woord, eene eenige beknopte uitdrukking, de zaak op de meest eenvoudige wijze voorstelt. De ontmoeting van cyrus bij astyages,Ga naar voetnoot(*) - de mishandeling van psammenitus door cambyses, - de zamenspraak van den laatsten met prexaspes, - het overloopen van zopyrus tot de Babyloniërs, - de strijd der Paeonen met de Perintheërs, enz. enz. strekken wederom tot proeven. Inderdaad, waardenburg had bladzijde na bladzijde uit zijnen auteur kunnen afschrijven; hij geeft ons evenwel niets te veel, - en wat hij geeft, leest men met gemakkelijkheid, en met zonderling welbehagen. 3. Met opzigt tot het verhaal van gebeurtenissen. Herodotus heeft hierbij aangewend, en ook, van wege het gebrek aan schriftelijke oorkonden, moeten aanwenden, eene ongemeene vlijt, verbonden met juiste oordeelvelling en zorgvuldige naauwkeurigheid. Waarheidszin en duidelijkheid onderscheiden zijne voordragt, die door beiden de hoogste eenvoudigheid aanneemt.Ga naar voetnoot(†) | |
[pagina 653]
| |
Niet alleen stelt hij het gebeurde als voor de aanschouwing zijner lezers; maar ook teekent hij, soms met enkele trekken, de volkomene beeldtenis der handelende of lijdende personen. Voorbeelden: croesus' stemming na de verovering van Sardes - de uitwerking van heftigen schrik bij croesus' stommen zoon - de pas geboren cyrus, gebragt ten huize van den ossenhoeder - enkele uitdrukkingen, met welke herodotus zijn eigen beeld, als vijand der overheersching, als vriend der vrijheid, afmaalt - de rede van miltiades tot den vlootvoogd callimachus - de veldslag van Marathon en de dapperheid der Atheners - het gebeurde bij Thermopylae. In welk een en ander waardenburg doet opmerken, hoe waardigheid van stijl zich vereenigt met beminnelijke eenvoudigheid, zóó dat de eerste deugd aan de tweede in geenen deele iets te kort doet. 4. Eindelijk: ten aanzien van oordeelvelling en betoog. Herodotus doet zich hier voor, als toegerust met gezond begrip en juisten zin, die, openhartig en waarheidlievend, alles bedaard en rustig weegt; 't geen hij zeker acht, onbewimpeld uitspreekt; wat te prijzen is, roemt; wat te berispen is, laakt, vreemd van bekommernis, vrij van hoop en vrees; die den laster durft weêrleggen, en aan miskende deugd regt doet toekomen; bij wien dan ook even daardoor kenbaar is die eenvoudigheid zijner eeuw, aan welke de wijsbegeerte van latere dagen nog niets onttrokken had. Men bemerkt zulks aan de ongekunstelde uitdrukking van zijn vroom gemoed, zoo dikwerf er van heilige dingen, van orakelen, en van de strafoefening der Goden, sprake is. Men vindt er het bewijs van in de wijze, hoe hij dwalingen omtrent godsdienstige begrippen te regt wijst, overleveringen weêrspreekt, volksmeeningen toetst, onderscheidene gevoelens over eene en dezelfde zaak op de weegschaal legt, en 't geen bewijsbaar is, kort, voldoende, zoo veel hij mag, tot besliste zekerheid brengt. Men ontdekt het zelfs in zijn mistasten, waar hij enkele verschijnsels der Natuur tracht toe te lichten; hoe | |
[pagina 654]
| |
eenvoudig staat daar zijn verkeerd oordeel! in de beginselen alleen valsch, in de gevolgtrekkingen doorgaans juist, en zoo natuurlijk voorgedragen. Diezelfde eenvoudigheid van betoog is waar te nemen in de vereffening der twistzaak omtrent helena's verblijf of achterblijven in Egypte, enz. enz.; mitsgaders in zijne verdediging der Alcméoniden, op wie de beschuldiging was geladen, dat zij verraderlijk met Griekenlands vijanden heulden; nogmaals in zijn ongunstig, hoewel niet ongematigd oordeel omtrent de laauwheid der Argiven in hunnen weêrstand tegen de barbaren. Met één woord; overal bewondert men in herodotus' oordeelvelling en betoog de hoofddeugd van zijnen stijl, t.w. natuurlijke eenvoudigheid; die ook door waardenburg, in de betooning der zelfde deugd, met onopgesierde, edele eenvoudigheid is beschreven. B. De tweede afdeeling handelt over den natuurlijkeenvoudigen stijl van herodotus, gelijk die is waar te nemen in eene doorloopende rede. Tot proeve heeft waardenburg gekozen het geheele verhaal omtrent den dood van atys, den veelbelovenden zoon van croesus. Wij noemen deze keus bij uitnemendheid gelukkig. En de uitwerking van deze proeve? Zij is schoon, doeltreffend, volledig; zij is alles, wat men, met opzigt tot smaak en oordeel, bij mogelijkheid kan begeeren. Aan elk deel van dit tragisch stuk is door waardenburg - wij zeggen het, zonder te willen vleijen - volkomen regt gedaan. En bijaldien wij zeggen moesten, wat ons in de dissertatie, die overal behaagt, meest welkom was; dit gedeelte, voorzeker, (en nog een ander, straks aan te duiden) zou niet het laatst in aanmerking komen. Ja, zoo wenschten wij, dat de auctores classici in alle scholen, overal bij de wetenschappelijke opvoeding der jeugd wierden uitgelegd. Drie opmerkingen, niet volstrekt voor het onderwerp noodig, en nogtans aan hetzelve niet ten eenemale vreemd, brengen den Heer waardenburg aan het einde van zijne taak. | |
[pagina 655]
| |
1. De gesprekken en redevoeringen, met welke herodotus zijne geschiedenis opsiert, zijn altoos met het karakter der sprekenden overeenkomstig. Er is dus hier ook verdichting; maar die wij, als zoodanig, naauwelijks gewaar worden, uit hoofde van de natuurlijke eenvoudigheid, waarmede deze sieraden der rede worden bijgebragt. En hoe zou de navolger van homerus bijkans hebben kunnen nalaten, de merkwaardigste personen, die hij op het tooneel der historie doet optreden, zulke redenen in den mond te leggen, die zij (de strenge eischen der waarheid in acht genomen) zekerlijk niet gesproken hebben. Het vraagstuk, of, 't geen aldus den dichter voegt, ook den geschiedschrijver kan worden toegestaan,Ga naar voetnoot(*) wordt door waardenburg niet beslist. Het behoeft ook niet. Alleen doet hij opmerken, dat bij de meestenGa naar voetnoot(†) zulke verdichte redevoeringen veel te kunstig, te veel in hun' eigen geest, te weinig naar het karakter der handelende personen zijn ingerigt; dat herodotus daarentegen, zoo wel in zaken, als in woorden, de rede verdicht naar het bestaan, de denkwijze, den spreektrant, en de gewaarwordingen zijner helden. De lezing van p. 238 bevelen wij onderscheidenlijk aan. 2. Vooral munt herodotus uit in de karakterbeschrijving der merkwaardigste mannen uit de geschiedenis. Wederom is dit zijn werk door verwonderlijke eenvoudigheid gekenmerkt. Nergens geeft hij opzettelijk, noch op eens, de geheel uitgewerkte schets van den man, dien wij kennen moeten. Hij laat hem handelen, laat hem spreken, voegt hier en daar eene korte opmerking bij; en de beeldtenis is naar 't leven uitgedrukt. Croesus, cyrus, cambyses, aristago- | |
[pagina 656]
| |
ras, darius, xerxes,Ga naar voetnoot(*) themistocles worden, tot roem van herodotus' talent in dezen, als afdoend proeven vermeld. Voor 't geen bij waardenburg van xerxes te lezen staat, verzoeken wij bijzondere oplettendheid. 3. Eindelijk: de rede van herodotus is, naar de waardigheid van het onderwerp, soms zeer tragisch en verheven. Dit is het stuk der verhandeling, waarmede wij hoog zijn ingenomen. Het heeft ons niet alleen zonderling behaagd; maar het heeft ons ook aangegrepen en geroerd. Vooral, bij de aanwijzing, hoe herodotus gaarne vertoeft bij treurige onderwerpen, en daarbij naauwelijks zijn eigen zielsgevoel schijnt te kunnen verbergen. Wat al wisseling van menschelijke lotgevallen, wat al omkeeringen, wat onverbiddelijkheid van der Goden wil, wat ijzeren strengheid van het noodlot komen in deze geschiedenissen voor; en hoe natuurlijk, eenvoudig, roerend zijn ze te boek gesteld! - Ook waardenburg schijnt hier van zelve tot den weemoedigen toon te zijn weggevoerd. En bijaldien herodotus tragisch kan zijn, en verheven, bij groote eenvoudigheid; waardenburg kan het ook. - Onredelijk, voorzeker, is der Grieken meening omtrent het noodlot; maar wij hebben toch aan diezelfde meening, bij de ouden, voorstellingen te danken, die diep in de ziel ingrijpen, en het hart met verslagenheid aandoen. Ons althans gaat het zoo, dat wij in de schriften der oudheid niet lezen kunnen, hoe de meer dan gewone mensch soms worstelen moet met zijn onverzoenlijk noodlot, gelijk de schipbreukeling met onbarmhartige golven, of er valt iets op het blad, dat wij voor ons hebben, en wij bemerken, dat de wateren onzer oogen nog niet zijn weggedroogd.
Wanneer het met recensiën gaat, gelijk met preken, dat | |
[pagina 657]
| |
zij, namelijk, te lang gerekt, groote en bittere verveling baren; dan is het nu hoog tijd, dat wij de pen nederleggen. Een woord dan nog van en tot waardenburg. Er zijn schriften, die zoo volkomen de uitdrukking zijn van des schrijvers inborst, dat wij, dezelve met aandacht lezende, ook zijne beeldtenis geheel voor oogen hebben. Zóó is het met herodotus; zóó met waardenburg. Wij verpanden ons eerewoord, dat deze verhandeling geschreven is door den man, die het: plus esse, quam videri, tot zinspreuk zijns levens heeft gekozen. Het is mogelijk, dat men daarbij niet altoos der verdiende toejuiching, noch der plaatse, die ons toekomt, deelachtig wordt; maar bij allen, die ons kennen, wordt zulk een geacht, bemind en gezocht, - gelijk de Conrector der Arnhemsche School verdient, geacht, bemind en gezocht te zijn. Aan waardenburg willen wij zeggen, dat het: Γνωθι σΕαυτον, in de gevelspits van apollo's tempel geschreven staat, niet alleen om ons nederigheid te leeren, bij het besef, hoe weinig wij vermogen; maar ook, om ons te herinneren, wat en hoeveel wij kunnen! Deze uitlegging is die van socrates, voor wien waardenburg en wij nog al eenig krediet hebben.
S-r. A. |
|