Mengeling van oorspronkelijke en nagevolgde Dichtstukken, door J.F. van Goethem, ten voordeele der Armen. Te Haarlem, bij de Erven F. Bohn. 1830. Met gesteendrukten Titel en Vignet. In kl. 8vo. 132 Bl. Buiten Inteek. f 1-20.
Het edelmoedig oogmerk der uitgave zou reeds gedeeltelijk de critiek ontwapenen, maar; ook zonder op dat oogmerk te letten, moet Recensent erkennen, dat het aangekondigde bundeltje van den Heer van goethem zijne verdiensten heeft. Hier en daar kan men merken, dat de Dichter nog wel eens met maat en rijm te worstelen heeft. Vrij van taalfouten is zijn werkje ook niet, b.v. bl. 4. wonk voor wenkte, hetwelk aldus ook elders voorkomt, bl. 37. verg'lijken, waar even goed gelijken had kunnen staan:
Waag 't niet, haar' duur en glans aan d' uwen te gelijken.
Geopenbaard wordt wel eens zamengetrokken in g'openbaard. Bl. 59. vind ik:
En, wien eens de glorij heeft gelacht,
Rust vergeten in der dooden nacht.
Dat gelacht voor gelagchen komt meermalen voor. Ook wordt het lidwoord wel eens wegge aten, waar de aard der taal die ouderdrukking niet gedoogt, b.v. bl. 39:
Der dienst van deugd gewijd; lees: De dienst, der deugd gewijd.