door te spreken over den aard en omvang van het wetenschappelijk onderwijs voor den Krijgsstand. Gepaster stof kon niet gekozen worden; op eene waardigere wijze kon zij niet worden afgehandeld.
Rec. las en herlas deze Redevoering met het hoogst genoegen, en bewonderde zoo wel den sierlijken stijl, als den rijkdom van denkbeelden, die in deze bladen vervat zijn. Voor eene dorre Analyse is dit stuk minder geschikt. Liever willen wij eene enkele proeve van des Redenaars begaafdheid mededeelen; schoon de keus tusschen zoo veel schoons, als wij hier aantreffen, moeijelijk is. Wij bepalen ons tot het begin van het tweede deel der Redevoering, bl. 28-30:
‘Meermalen is de vraag gedaan, of wetenschappelijke beschaving in den Krijgsman noodig, ja zelfs wenschelijk zij, en somtijds is die vraag ontkennend beantwoord. Men voerde algemeene magtspreuken aan, in plaats van bewijzen, die de kenmerken dragen moesten van grondige kennis der militaire dienstvakken. Men sprak van die drommen van Germanen en Batavieren, wier onbeteugelde dapperheid de krijgskundige Romeinen versloeg, en men telde de meer dan vierhonderd overwinningen niet, die de Romeinen altijd tegen eenen overmagtigen vijand behaald hebben; en men bedacht niet, dat zij onder de overmagt van Germanen en Batavieren niet eer bezweken zijn, dan toen deze een herman en civilis aan hun hoofd hadden, die beide te Rome in de krijgskunst van dien tijd waren onderwezen.
Men beweerde, dat het suffen en blokken op wiskundige formulen en letterkundige spitsvindigheden dien heldenmoed verdooft, die de suwarows en bluchers in het veld zoo vervaarlijk maakte: en men vergat, dat de grootste krijgshelden uit de oude en nieuwe geschiedenis deze stelling wederspreken; men vergat, dat de onverschrokken maurits ontelbare wiskundige schriften, in allerlei talen, gelezen, bestudeerd en doorgewerkt had, en dat de held van Nieuwpoort de uitvinder was eener verkorte formule tot het verdeelen van ligchamen; men vergat, dat het ideaal eens Romeinschen krijgsmans, dat de niet genoeg gewaardeerde cesar, die, aan het hoofd zijner benden, het eerst wallen beklom en rivieren overzwom, in de kunsten des vredes den naijver wekte van eenen cicero, en in zijnen moord-