Recensent heeft het stuk met belangstelling en niet zonder aandoening gelezen; het verdiende de eer der vertaling, gelijk blijkt uit den hier boven gegevenen inhoud. Dat de reeks van vroegere gebeurtenissen alleen uit de gesprekken kenbaar wordt, laat zich van zelfs bevatten: het stuk speelt te Napels, en begint met den zielestrijd van frederik. Intusschen is er in een Tooneelstuk, vooral in een Treurspel in verzen, behalve plan en inhoud, nog meer, waarop zich onze aandacht vestigen moet. Het plan was uitmuntend, de inhoud belangrijk; maar hoe is het gelegen met de teekening der karakters? en hoe met den stijl en de versificatie? Recensent komt het voor, dat de karakters goed zijn geschetst en volgehouden; maar echter niet zóó kenmerkend, noch met zulke meestertrekken, dat men den Heer liadières onder de scheppende vernuften zou kunnen rangschikken. Ook de stijl is edel en deftig, soms roerend en krachtig, zelden verheven en wegslepend. Doch dat verhevene en wegslepende vindt men ook schaars in het Fransche Trenrspel van de classische school. Wenschelijk ware 't, dat er in ons Vaderland eens een Dichter opstond, die de regelmatigheid en alle overige loffelijke hoedanigheden der Fransche Classieken met het vuur, den hartstogt, de hooge poëzij, den wijsgeerigen zin en de treffende karakterschilderingen van eenen schiller b.v. wist te vereenigen. De Heer van halmael is op den goeden weg. Zijne onvolprezene Ats Bonninga slrekt daarvan ten bewijze. Mogt dat modèl door meerdere dergelijke of nog grootere meesterstukken van dezelfde bekwame hand worden achtervolgd!
Wat eindelijk de versificatie betreft, deze alleen is het werk van den Vertaler, en hij schijnt ons, over het algemeen, wèl er in geslaagd te zijn. Het rijm van
verkrijg op
bedreig (bl. 21) verdient zeker geene aanbeveling. Met de eigennamen van twee lettergrepen is wonderlijk gehaspeld: nu eens moet men
, dan weder
lezen; zoo ook soms
, en straks weder
. Men behoorde altijd
en
(wel te verstaan volgens de aangenomen accentuatie) te kunnen uitspreken: want het
positione longum komt in onze
rhythmische verssoorten niet in aanmerking. Op bl. 81 hindert de uitdrukking:
Een schelm trof mij te wel. In het
Fransch zal er wel niet staan
un coquim of
un fripon. Zoo ja, dan moest dit verholpen zijn in