weldadigheid van den braven predikant veroorzaken eene heilzame crisis, welke zijne zwartgalligheid verdrijft, hem weder met het menschdom verzoent, en zijn hart weder vatbaar maakt voor het genot des levens. Nu geeft hij gaarne de vroeger hardnekkig geweigerde toestemming tot het huwelijk van zijnen eenigen zoon Robert met Zijdeman's edele Maria. Dit is de inhoud van het eerste dezer tafereelen. - Het tweede maakt ons bekend met den houtvester Elben, wiens ridderlijke braafheid en onwankelbare eerlijkheid beloond worden door de gunstigste wending van zijne bekrompene omstandigheden. Hij weigert gebruik te maken van de gelegenheid om zich onregtvaardig te verrijken, en verwerft zich daardoor in die mate de hoogachting van den Heer van Rosen, dat deze zijne bevordering bewerkt, en Elben's geluk geheel voltooit, door aan dezen de hand van zijne dochter, de schoone Aline, te schenken. - In het derde verhaal zijn Meester Haverkoorn en zijne vrouw Martha het met elkander gansch niet eens over het gebruik, dat zij zullen maken van het hoogste lot uit de loterij, hetwelk evenwel eerst nog gewonnen moet worden, en eindelijk bij de uitkomst hun geheel ontgaat. Ééne nuttigheid, echter, grooter dan die, welke het geld, dat zij te vergeefs gehoopt hadden te winnen, hun zou hebben aangebragt, vloeide uit hunne teleurstelling voort: deze bewaarde hunne dochter Lijsje voor de verbindtenis met eenen onwaardigen, en bragt hare vereeniging tot stand met den man, die hare liefde bezat en verdiende. - Het laatste van deze tafereelen leert, hoe de mensch in zijne opleiding tot eenen hem opgedrongen' en voor hem ongeschikten stand dom schijnt; maar dat, zoodra de omstandigheden de ontwikkeling van zijnen eigenlijken aanleg toelaten, vroeger sluimerende bekwaamheden zich in hem
openbaren, en hem tot eene niet verwachte hoogte verheffen. Dit was het geval met den armen Elias, die door zijnen vader, zonder zijnen aanleg te raadplegen, bestemd was om schoolmeester en organist te worden, maar zich op de school door zijne verregaande domheid berucht maakte. Intusschen ziet iemand, die zich tot nog toe over zijne onvatbaarheid geërgerd had, bij toeval de teekeningen en nabootsingen van gebouwen, welke de knaap te huis tot tijdverdrijf maakte, en buldert hem, wel eenigzins ruw, maar toch naar waarheid, toe: Schoolmeester, organist wilt gij worden? Geen schoolmeester, geen organist groeit uit ul Metselaar, timmerman, bouwmeester moet gij worden, an-