zelven onmetelijk genoemd, onderwerp in weinige bladen heeft trachten te omvatten.
Hij begint met den mensch af te malen in zijne individuéle ontwikkeling van de geboorte af, en verzelt hem, zoo als haller eenmaal bij eene dergelijke beschouwing zich uitdrukte, van de wieg tot het graf. In deze beschouwing tot den volwassen leeftijd gekomen, vindt hij gelegenheid om iets te zeggen over de bewerktuiging van den mensch, zijne geschiktheid tot den opgerigten stand en gang, zoo wel als over 's menschen geestvermogens, en over het gewigtig middel, waardoor wij onze denkbeelden bewaren, uitbreiden, zuiveren en aan anderen kunnen mededeelen, de taal. Vervolgens schetst hij ons de trapswijze afneming van krachten en vermindering van vermogens, welke den ouderdom kenmerken, en den, door ouderdom veroorzaakten, dood voorafgaan, en voegt hierbij eenige opmerkingen over de sterfelijkheid op onderscheidene levensjaren. Hierop volgen nog eenige trekken uit de vier levenstijdperken van den mensch, in een oratorisch tafereel, genomen uit des Schrijvers Poétique de la Musique.
Na aldus den individuélen mensch te hebben beschouwd, vestigt de Schrijver onze aandacht op het menschelijk geslacht en het ontstaan der Maatschappij, welke door hem theoretisch worden beschouwd. Daarna leert hij den invloed opmerken, dien luchtgesteldheid, verschil van landstreek en water op het menschelijk geslacht gehad hebben, en beschouwt de rassen der menschensoort als voortbrengselen dezer oorzaken. Hij onderscheidt drie hoofdrassen, het Kaukasische, het Mongoolsche en het Ethiopische. Amerika is, volgens hem, voor het Noordelijk gedeelte uit Noordoostelijk Azië, voor het Zuidelijk gedeelte uit de menigvuldige eilanden der stille Zuidzee bevolkt. Na de beschouwing der menschenrassen spreekt de Schrijver met een woord over Crétins en Albino's.
Groot is de invloed van de luchtgesteldheid op den mensch; maar groot is tevens ook de invloed, dien de beschaafde mensch wederkeerig op de luchtgesteldheid en