bevorderen, welke naar de godzaligheid is. Taal en stijl zijn vrij goed, behalve dat meermalen de vierde naamval in plaats van den eersten staat, en ook weleens een min gepast woord werd gekozen, b.v. loon, aan een' godzaligen wandel vastgehecht, bl. 24. en zijne (jezus) afgematte ziel keerde tot het werktuigelijk (werkelijk?) leven terug, bl. 39. Ook op zaken valt hier en daar wel iets aan te merken. Is het waar, wat bl. 32 in het algemeen wordt gezegd, dat de kindsche jaren tot sterven de schoonste zijn? Het voorbeeld van den zondaar, die zich, na een leven, toegewijd aan ongeregtigheid, misschien aan den avond van hetzelve, tot God bekeert, is ongelukkig bijgebragt, om de zaligheid van vroeg gestorven kinderen te bewijzen. Vanwaar heeft bielevelt, bl. 77, dat petrus met de andere jongeren vuur van den hemel wenschte? De Evangelist lukas (IX:54) noemt jacobus en joannes. Voorts geeft Rec. den Schrijver in bedenking, of alles, wat hij over opstanding en wederzien zegt, wel gegrond is. Dat men toch niet te veel poge te bewijzen, en in schriftuurplaatsen geen' anderen zin legge, dan dezelve blijkens den zamenhang hebben! Op bl. 191 schrijft bielevelt, dat de vijanden van jezus besloten hadden, Hem op het Paaschfeest te dooden; het tegendeel lezen wij matth. XXVI:5. Betrekkelijk den tijd van den intogt binnen Jeruzalem en het gastmaal ten huize van simon vergelijke bielevelt joan. XII:1-12. Zag jezus het geheele elftal
medegesleept? Markus (XIV:4) zegt, dat het sommigen waren, terwijl joannes met name den verrrader noemt, die door zijne voorgewende bezorgdheid voor de armen het oordeel van dezen en genen der Apostelen voor een oogenblik wist te verbijsteren. De Schrijver zal toch bl. 289 wel niet willen beweren, dat werkelijk de Godheid, als zoodanig, in Gethsemané geleden hebbe?
Deze aanmerkingen hebben geenszins ten doel, de waarde van het werkje te verkleinen, maar den Schrijver eenige wenken te geven, daar deze, blijkens het voorbe-