de zoo dikwerf herhaalde strijd tusschen licht en duisternis ontstaat, de Weleerw. van den es wilde Protestanten opmerkzaam maken op datgene, wat zij vooral te dezen opzigte te behartigen hebben. Hij heeft dit gedaan in den geest der Christelijke liefde en zachtmoedigheid. Wij lazen deze preek met veel genoegen. Die gematigdheid worde steeds in acht genomen bij het spreken en schrijven over kerkelijke geschillen. De tekst is Hand. IV:23-31. Na denzelven toegelicht te hebben, leidt de Prediker er deze leeringen uit af: dat de woelingen der tegenstanders ons niet beangst moeten maken, dat ze onder het oog van God geschieden en tot de weldadigste oogmerken toegelaten worden, dat ze ijdel zullen zijn, dat wij echter de noodige waakzaamheid en werkzaamheid niet moeten vergeten.
Een zeldzaam voorregt mogt Ds. noordink genieten, dat hij gedachtenis van zijnen vijftigjarigen predikdienst vierde, en daarbij nog den man onder zijne hoorders aanschouwde, die hem vóór eene halve eeuw in het H. werk bevestigde. Met groote belangstelling werd buiten twijfel deze leerrede gehoord, niet alleen omdat een man van hooge jaren dezelve hield, maar ook omdat hij in zoodanigen geest sprak. Tot proeve schrijven wij het volgende af: ‘Ik heb gelegenheid gehad, om veel op te merken, en, naar mijn inzien en vermogen, met een en ander voordeel gedaan, niet verslaafd aan het oude en niet te zeer ingenomen met het nieuwe. Voortgezet onderzoek en heilzame ervaring heeft mij overtuigd van de groote aangelegenheid van de vreeze des Heeren, van de hooge voortreffelijkheid van het Christendom en deszelfs vrijmoedige belijdenis, bijzonder in het Protestantsch-Hervormd Kerkgenootschap, waaraan ik, wat de hoofdleeringen aangaat, van ganscher harten ben toegedaan, zonder aan woorden of bewijsplaatsen van menschen gebonden te zijn. Gods Woord is de eenige en genoegzame kenbron van onze troostrijke en heilige Godsdienstleer.’
De Eerw. decker zimmerman stelt de invoering van een nieuw gezangboek voor, als een gewin voor