De Bekeering; haar noodzakelijkheid, haar aart, en de eenige weg om daartoe te geraken. Leerrede over Lucas XIII:1-5, door S.R.L. Gaussen, Predikant te Satigny bij Genève. Naar den vier den Druk uit het Fransch vertaald door W. Messchert. Te Rotterdam, bij de Wed. van der Meer en Verbruggen. 1830. In gr. 8vo. VIII, 56 bl. f :-50.
Een der ongelukkige teekenen van onzen tijd - eene preek, in welke het gezond verstand, althans de gezonde uitlegkunde, als in het aangezigt geslagen wordt - een voortbrengsel van vreemden, Franschen grond, bij onzen eigen rijken bodem, in verlichte godsdienstige kennis, niet te vergelijken, en herwaarts overgebragt door een man, tot geene geleerdheid, ten minste geene Godgeleerdheid, opgeleid; in welke de bekeering ronduit een wonder genoemd wordt, en die voor het overige veel waars bevat, maar dat voor niemand nieuw, veel nieuws, althans vreemds, maar dat blijkbaar onwaar, onverstandig, ten deele zelfs gevaarlijk is. Het is ons der moeite niet waardig, in nadere bijzonderheden te treden; hoezeer dan ook de vertaler zijnen auteur aanbevele, als een man, ‘die, door Gods genade, alle die eigenschappen bezit, die een blinkend Christen daarstellen’! De lektuur