Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 278]
| |
weet, welke zijne moedertale zij! Onze Vlaamsche en Brabandsche landgenooten zijn dan eenig in deze omstandigheden. Trouwens, het zal wel meer een wenschen, dan een dadelijk geloof zijn, dat zij de eer hebben, in dit kenmerkend opzigt, tot de groote natie te behooren. Althans de eenvoudige burger, die inderdaad zijne moeders tale, gelijk deze die van hare ouders, van geslachte tot geslachte spreekt, heeft zich tot deze verhevene gedachte wel niet kunnen verheffen. Maar, tegen zulk een bewijs zouden de wijzen dezer eeuw ligt wel antwoorden: deze schare, die de wet niet en weet, is vervloekt; en daarom is het goed, dat geleerde mannen het pleit voor het arme Nederlandsch opvatten, en, de Walen Walen latende, met onbetwistbare stukken doen zien, dat de taal van Antwerpen, Leuven, Brugge en ook Brussel sedert onheugelijke tijden dezelfde was, als die van Amsterdam, Utrecht, Middelburg en Groningen. In het Mengelwerk van een vorig en dit No. namen wij reeds dergelijk een stuk op, uit een Brabandsch tijdschrift vertaald. En hiermede kondigen wij een ander aan, door den Baron van westreenen in de Fransche taal geschreven, en, met behulp van zijne eigene rijke boekerij en verdere gelegenheid tot aanvoering der bewijsstukken, tot een in ons oog geheel onwederlegbaar betoog gevormd. Wij zullen zien, of de spotters met deze gansche bewering in staat zullen zijn, iets gegronds hiertegen te opperen. Zoo niet, dan keert immers de bespotting, in het oog van elken verstandigen, tot henzelven weder. Ongelukkig inderdaad het volk, dat, zijn volksbestaan onder afwisselende heerschappij tegen de verbastering niet kunnende handhaven, zich ten laatste beklaagt en schaamt, weêr eene eigene vrije natie uit te maken! Maar, verwarren wij het volk niet met eenige dwazen, noch de volksstem met die der dagbladen. De waarheid zegepraalt welhaast. |
|