Adnotationum nonnullarum in librum Ciceronis de Senectute, quas conscripsit H.J. Nassau, Gymnasii Assenensis Rector. Fasciculus I. Groningae, apud J. Römelingh. 1829. 8vo. pp. Vl. 81. f :-75.
Wij maken uit de voorrede van dit stukje op, dat de Heer nassau, Rector der Latijnsche School te Assen, hetzelve geschreven heeft ter bekoming van het Doctoraat in de bespiegelende Wijsbegeerte en Letteren. Hij moet door bezigheden van veelvuldigen aard overladen zijn, zoodat hij ter naauwernood, als 't ware, eenige uren heeft kunnen uitsnipperen, om deze aanteekeningen uit zijne papieren zamen te stellen. De aanteekeningen dragen dan ook hier en daar kenmerken van die overhaasting. Want de Schrijver had bij eene meer bedaarde behandeling en overweging zonder twijfel eenige meer beschaafd, andere besnoeid, en zelfs enkele geheel weggelaten, als behelzende zaken van te weinig gewigt, om gedrukt te worden. Desniettegenstaande is er nog vrij wat goeds in dit bundeltje, en wij hebben den maker leeren kennen als iemand van zeer goeden aanleg, die lust en smaak heeft voor eenen echt Latijnschen stijl, en er van houdt om zelf te denken. Hij zegt, dat hij langen tijd aan het lezen en overdenken van de wijsgeerige geschriften van cicero