½ bunder Nederl. bl. 13) woest land in gevonden worden; het laatste, wijl het getal der armen van dag tot dag schrikbarend toeneemt en de Armentaks jaarlijks grooter en drukkender wordt; waarna hij, ten slotte, eenige tegenwerpingen, welke hij voorziet dat hem zullen gemaakt worden, opvat en wederlegt (bl. 45-57).
Het geheel is in eenen levendigen en krachtvollen stijl, maar met kalmte en gezond verstand, ter neder gesteld. Zeer belangrijk vonden wij de berigten en aanmerkingen omtrent de wonderlijke wijze, waarop men in Engeland den arbeid der armen in vele gestichten zoo onvruchtbaar mogelijk maakt, om hen eensdeels niet ledig te laten, maar aan den anderen kant de gezeten fabrikanten niet te benadeelen. - Doch wij kunnen den Schrijver in de bijzonderheden niet volgen.
Het is jammer, dat hij overal de bevolking der Maatschappij veel te groot opgeeft, te weten op 30,000 zielen, terwijl dezelve tot dusverre slechts ongeveer 8000 bedraagt! Zoo is ook, op bl. 41, de uitdrukking overdreven: ‘Bij menschen van alle klassen, van den Koning op zijnen troon tot den arbeidsman, die de straten van Brussel veegt, zijn deze instellingen warm ontvangen.’ Van zulk een algemeen Enthusiasmus bij de oprigting der Maatschappij herinneren wij ons minder, dan van de vooroordeelen, waarmede zij, vooral bij de mindere klasse, te worstelen gehad heeft. Zulke overdrijvingen doen ons te omzigtig zijn, om ook de overige berigten van den Schrijver zonder toets aan te nemen. Zoude b.v. de opgave van de woeste gronden in Engeland ook niet eenigzins hyperbolisch zijn? ‘Twintig à 30 millioenen acres, behalve nog 10 à 12 millioenen acres zoogenaamd weiland, die niet veel beter zijn’ (bl. 50). Zulke tweeënveertig millioenen acres, of, volgens den Schrijven zelven, 21 millioenen bunders, maken toch waarlijk nog al een beduidend lapje gronds uit! - Dan, bij al het ware en nuttige, dat dit werkje inhoudt, durven wij hierop niet verder aandringen.
De vertaling is uitmuntend uitgevallen. Alleen is, op bl. 6, de uitdrukking Handelwetboek misschien min gelukkig: zij doet ons onwillekeurig aan een Code de Commerce denken, terwijl de Schrijver duidelijk het systema van den vrijen handel bedoelt; waarom Handelstelsel hier duidelijker zoude geweest zijn. - Slechts ééne zinstorende drukféii viel ons in het oog; op bl. 18 van ond. doen rijzen, lees doen dalen.