den held des verhaals, de aandacht tot het einde toe aan zich geboeid en aangenaam bezig. Door de natuurlijke en duidelijke teekening van zijn karakter stelt het een navolgenswaardig voorbeeld voor van braafheid, gepaard met levenswijsheid, en is daardoor geschikt, om bij den lezer een' heilzamen en edelen naijver op te wekken. Wat betreft het gebruik, dat gemaakt is van de geschiedenis van sicco's vooronderstelden leeftijd, namelijk de laatste helft der dertiende eeuw, is alles, wat van eenig belang is, geschiedkundig waar; en daar, waar men zich in zaken van minder belang eenige afwijking van de waarheid veroorloofd heeft, wordt de lezer in de, achter het werk gevoegde, aanteekeningen daarvan verwittigd. Zeden en gewoonten, kleederdragten, spreekwijzen, plaatselijke omstandigheden zijn, zoo veel mogelijk, naar het leven geteekend; gelijk het dan ook uit de aanteekeningen blijkt, dat er van de beste Schrijvers over de vaderlandsche geschiedenis en oudheden een smaakvol en oordeelkundig gebruik is gemaakt. Zeer wordt ook nog de lezing veraangenaamd door het gekuischte van den stijl, die steeds naar het onderwerp gewijzigd is. Vermakelijk is de beschrijving der toen geliefkoosde vermakelijkheden, zoo geheel verschillende van den thans heerschenden smaak; dat Koninklijke gastmaal, bij voorbeeld, op hetwelk, onder anderen, ‘eene aan het spit gebraden walvischtong door de aanzittenden als eene bijzondere lekkernij genuttigd werd.’ Van een' meer ernstigen aard is de gewaarwording, welke wordt opgewekt door sicco's aandoenlijke klagt op het vernemen van het droevig omkomen van Koning willem, die, gelijk bekend is, in eenen opstand der Westvriezen, door dezen, na met zijn paard door het ijs gevallen te zijn, vermoord werd: ‘Moest gij zoo sneven, edele, moedige held! Niet als een man, die het zwaard kan voeren, maar als een kind, ter zelfverdediging onbekwaam! Moest
gij geslagt worden; zonder nut, zonder roem, onder moordenaarshanden bezwijken! O, waarom was uw trouwe sicco niet bij u; hij zou u beschermd hebben, of met u gevallen zijn!’
Wij zouden het met moeite van ons kunnen verkrijgen, bij het genoegen, dat de lezing van dit werk ons verschaft heeft, aanmerkingen op hetzelve te maken, zelfs indien wij daartoe vele en gegronde aanleiding gevonden hadden; zoo veel te meer verblijdt het ons, dat wij mogen verkla-