Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Parijssche Bloedbruiloft. Een Verhaal uit de ontzettende Godsdienst- en Burgeroorlogen in Frankrijk in de XVIde Eeuw. Door den Hoogleeraar L. Wachler. Naar den tweeden Druk uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. 1829. In gr. 8vo. XVI en 168 bl. f 2-:In eenen tijd, waarin zekere lieden den verraderlijken moord, aan meer dan dertigduizendGa naar voetnoot(*) Protestanten gepleegd, niet alleen willen vergoelijken en verdedigen, maar zelfs eene heilzame gestrengheid durven noemen, kan de uitgave van dit werkje te meer nuttig zijn, daar hetzelve met veel onpartijdigheid en gematigdheid is geschreven. Het eerste Hoofdstuk behelst eene schets van de Godsdienst- en | |
[pagina 229]
| |
Burgeroorlogen in Frankrijk, van 1560 tot 1570. De Parijssche Bloedbruiloft, met hetgeen dezelve voorafging en onmiddellijk volgde, maakt den inhoud van het tweede uit. In het derde onderzoekt de oordeelkundige Schrijver, 1. wanneer het ontwerp tot de Parijssche Bioedbruiloft gesmeed is; 2. welk deel karel IX daaraan gehad heeft, en 3. welke de voornaamste drijfveren van dezelve geweest zijn. Dan volgen nog twee lezenswaardige Bijlagen, behelzende de eerste een Gesprek tusschen den Koning hendrik III en een' zijner vertrouwelingen te Cracau, over de oorzaken en beweegredenen van den St. Bartholomeus-moord, en de tweede een Verslag van het Gesprek, hetwelk tusschen hendrik III, Koning van Polen, en den Keurvorst fredrik III te Heidelberg heeft plaats gehad; door den Keurvorst eigenhandig opgeteekend, den 12 December 1573. Een weluitgevoerd plaatje op het titelblad stelt het verschtikkelijk oogenblik voor, waarin (ten twee ure des nachts van zaturdag op zondag, den 24 Augustus) gewapenden het huis van coligny binnendringen, en cornaton verbaasd in de kamer van zijnen meester loopt, roepende: Mijnheer, God roept ons tot zich. De achtbare grijsaard zegt tot cornaton, tot den geneesheer thomas en den prediker merlin, die beide voor zijn bed zitten, dat zij zich zullen redden. Deze vlugten, en de moordenaars volvoeren hunnen last. Dat was het sein tot verraderlijken aanval op de andere onschuldigen, die men door bedriegelijke beloften had weten te lokken en te misleiden. De gruwelen, toen gepleegd, gaan bijkans alle verbeelding te boven. Het voorbeeld der hoofdstad werd in de provinciën gevolgd, en het moorden duurde dertig dagen. Te Madrid bedreef men vreugde over dat bloedbad, en te Rome werden deswege feesten gevierd. Dit geschiedde op bevel van Paus gregorius XIII, die zich niet schaamde, den moord, aan coligny en de ketters gepleegd, goed te keuren. Niet allen echter, die in de Roomsche kerkgemeenschap leefden, dachten zoo. Te regt betuigt daarom de Schrijver, dat men, om de eer van het Fransche nationale karakter te redden, moet aanmerken, dat vele overheden en bevelhebbers aan den schrikkelijken wil des Konings niet gehoorzaam waren. De Burggraaf d'orthe, te Bayonne, schreef terug, dat hij het bevel des Konings had bekend gemaakt, maar slechts goede burgers en brave krijgslieden, geene beulen gevonden had. Anderen maakten den hun gegeven last niet bekend. | |
[pagina 230]
| |
Charles, scherpregter te Troyes, weigerde te gehoorzamen, zeggende, dat zijne handen gewoon waren, slechts voor de geregtigheid werkzaam te zijn. Zoodanige trekken van menschelijkheid zijn te meer verblijdend, wanneer men tijden en omstandigheden in aanmerking neemt. Wij verheugen ons over de vertaling van dit werkje, dat een kort overzigt levert van gebeurtenissen, die bij voortduring ter waarschuwing van Vorsten en volken kunnen dienen. De overzetting schijnt getrouw te zijn. Wij hebben het oorspronkelijke niet kunnen vergelijken. De langgerekte en soms moeijelijke volzinnen dragen hier en daar blijken van Duitschen oorsprong. Welligt had de Vertaler beter gedaan, niet alles zoo woordelijk over te brengen. In onze taal zegt men Trentsche, niet Tridentinische Kerkvergadering. Deze aanmerking strekke echter in geenen deele tot vermindering van de waarde des boeks, dat in onze dagen vooral verdient gelezen te worden. |
|