de partijzucht van dezen Schrijver gaat zoo verre, dat hij den dood van canning zoo wel, als die der Koningin charlotta, met zeer verstaanbare woorden, aan vergiftiging toeschrijft. Het is de razernij onzer Eeuw, om in de vrienden van zijn staatkundig stelsel niets dan goed, in de vijanden van hetzelve niets dan het allerslechtste te zien. Wij gelooven waarlijk niet, dat karel X en george IV in karakter en deugd zoo hemelsbreed verschillen, omdat de eerste in 1827 eenen villèle, de andere eenen canning tot Staatsdienaar had. Wij gaan zelfs verder, en gelooven niet, dat castlereagh zulk een monster was, als de onbekende Schrijver ons wil diets maken, (bl. 16 en 20.) Hij bood, gedurende acht jaren, als hoofd des Britschen staatsbestuurs, een' mannelijken tegenstand aan den gezworen' vijand aller vrijheid en volksregten, aan napoleon: dit kan, naar ons gevoelen, vele zonden uitwisschen; maar in dat des Schrijvers zou het veeleer dienen, om die zonden te verzwaren. Het bespottelijk goochelspel, dat de rondom ingeslotene napoleon, om zich te redden, de rol van themistokles speelde, wordt hier (zoo als door de tooneelminnende Franschen doorgaans) voor goede munt opgenomen, en castlereagh, zeer tot zijn nadeel, met de Ministers van Koning artaxerxes langhand van Perzië vergeleken, die immers den doorluchtigen balling eene schuilplaats verleenden! - Aan Keizer nikolaas I van Rusland, die tot nu toe niet dan blijken van edelaardigheid en wijze gematigdheid heeft gegeven, wordt het zeer ten kwade geduid, dat hij een aantal zamenzweerders, die hem naar het leven stonden, die zijn Rijk omverwerpen, en NB. eene Republiek
in Rusland wilden oprigten, door de bevoegde Regtbanken hunne straf heeft doen ondergaan. (Bl. 273-275.) De brief des Keizers aan den Paus is ons niet bekend.
Wij zeggen dit alles, om slechts de overdrevenheid en het geheel uitsluitende der oordeelvellingen van den Schrijver te gispen. Over 't geheel zegt hij echter zeer vele waarheden; hij verzet zich mannelijk tegen de slavernij van den geest, waarin het driemanschap van Frankrijk, met metternich vereenigd, zuidwestelijk Europa zocht te kluisteren; hij spreekt met betamelijken afkeer van dien geestelijken Vorst, beschermer der duisternis (leo XII), en met gepasten lof van Koningen, die de vrienden hunner volken zijn, zoo als lodewijk I van Beijeren, willem frederik van Wurtem-