Karakters uit den aanzienlijken en burgerstand, geschetst in huiselijke Tafereelen. Door Mejufv. C.M.D.E. Te Amsterdam, bij Schalekamp en van de Grampel. 1830. In gr. 8vo. 300 Bl. f 3-:
De geschriften van Jufvrouw C.M.D.E. hebben alle eene zedelijke strekking; en dit reeds is eene belangrijke aanbeveling van dezelve. Ontbreekt haar het vernuft van eenen lafontaine en kotzebue, zij is daarentegen geheel vrij van dat romanesk-sentimentele, hetwelk jonge meisjes diets maakt, dat een blik voor de eeuwigheid beslist; dat er niets voor haar te verrigten of te leeren valt, dan verliefde brieven te schrijven, of te zitten dweepen in den maneschijn; dat ouders tirannen, en knappe jongens engelen zijn, enz. enz. Zij brengt hare personen in de werkelijke wereld, en vertoont ons de menschen gelijk zij zijn, met aanwijzing, hoe zij behoorden te wezen. Godsdienst, huiselijke zin, goede en milde zeden doet zij den jongen lieden beschouwen als begeerlijk boven het schijnschoon en klatergoud der dusgenaamde groote wereld. Waar die toon de heerschende is, vindt letterkundige kritiek zich al ligt ontwapend. Ook achten wij de schrijfwijze van Jufvrouw D., door vroegere vermelding in ons en andere tijdschriften, voldoende bekend. Deze nieuwe vrucht van hare vlijt is in denzelfden trant bewerkt. In vijf verhalen tracht zij hare jeugdige lezers en lezeressen te overtuigen, 1o. dat er geen waar geluk zonder Godsdienst bestaat; 2o. dat huichelarij zich in hare eigene strikken verwart; 3o. dat ongewone overvloed vaak zorgeloosheid baart; 4o. dat het ongeluk dikwijls dáár (in de groote wereld namelijk) woont, waar wij hetzelve niet verwachten; en 5o.....? Ja, dit beantwoordt wel het minst aan het opschrift, en is ook niet naar eisch uitgewerkt. Doch, wij hebben meer dan ééne reden, om de Schrijfster die aanmoediging te verleenen, welke haar edel pogen verdient.