H.C. van Hall, Med. Doct., Hoogleeraar te Groningen, Verhandeling, inhoudende eene Beschrijving van de Hennepteelt in Nederland. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1828. In gr. 8vo. 60 Bl. f :-60.
Wij mogen ons in ons vaderland niet beroemen, vele geschriften over den Landbouw te bezitten. Het groot belang ondertusschen der Landbouwkunde zal wel niemand in twijfel trekken. Het is daarom eene aangename taak voor ons, dat wij een oorspronkelijk werk over een onderwerp mogen aankondigen, hetwelk eene bijzondere betrekking heeft op den Landbouw van ons vaderland. Het is eene met zorg bewerkte monographie van de Hennepteelt, welke zich door duidelijkheid bijzonder aanbeveelt. - In de inleiding maakt de Heer van hall zijne lezers met de natuurlijke historie van den hennep, zoo veel noodig was, bekend, en handelt vervolgens: over de plaatsen, waar de hennep hier te lande verbouwd wordt; over den grond, waarin hij het beste slaagt (een losse, met veel humus gemengde en eenigzins vochtige kleigrond namelijk); over de plaats in de vruchtopvolging (de hennep volgt vooral goed op aardappelen); over de grondbewerking en bemesting; over de zaaijing; over de verdere behandeling van den hennepäkker, en de rampen, die deze teelt de duchten heeft (de padden kunnen wij niet voor schadelijk rekenen, gelijk sommigen volgens bl. 27 beweren; deze toch zouden eêr nuttig zijn, door het verslinden van insekten); over de inoogsting en verdere bewerking van den hennep; en eindelijk over de opbrengst en het veelvuldig gebruik van lint en zaad.