| |
Archief voor Kerkelijke Geschiedenis, inzonderheid van Nederland. Verzameld door N.C. Kist en H.J. Roijaards, Theol. Doct. en Prof. te Leiden en Utrecht. Iste Deel. Te Leiden, bij S. en J. Luchtmans. 1829. In gr. 8vo. XIV en 398 bl. f 4-60.
Deze allezins belangrijke onderneming zal buiten twijfel veler goedkeuring wegdragen. Overtuigd van de groote nuttigheid eener vlijtige beoefening der Kerkelijke Geschiedenis, vingen drie Hoogleeraren gemeenschappelijk het werk aan. Doch, eer dit eerste Deel in het licht verscheen, overleed een hunner, th. adr. clarisse, tot droefheid van allen, die bevordering van Christelijke kennis en ware godsvrucht op prijs weten te stellen. Nogtans wordt ééne bijdrage van diens hand medegedeeld. Moge het treurig afsterven van zoo bekwamen en waardigen medeärbeider de uitgave vertraagd hebben, wij verheugen ons, dat de beide Schrijvers, die dezelve bezorgden, zich opgewekt gevoelden, om met verdubbelden ijver voort te gaan in het volbrengen der opgenomene taak.
Om onze lezers, in wier handen dit nuttige werk niet
| |
| |
alreede is, deszelfs geest en strekking eenigermate te doen kennen, willen wij hier mededeelen, wat de Heeren kist en roijaards dienaangaande in het Voorberigt zeggen: ‘Wij hebben daarbij de Kerkelijke Geschiedenis in haren ruimsten omvang, en dezen onder bepaalde rubrieken, voor onze aandacht. Beoefening der Kerkelijke Geschiedenis; algemeene Geschiedenis der Christelijke Kerk; Geschiedenis der Christelijke Leer en Schrijvers; Christelijke Archaeologie; Kerkelijk Regt; Nederlandsche Kerkgeschiedenis, en Berigten of mededeelingen, den tegenwoordigen toestand en (de) lotgevallen des Christendoms, of merkwaardige stersgevallen, betreffende, - zullen zoo vele hoofdvakken zijn, die wij ons ter behandeling kiezen.’ Aan deze opgave beantwoordt dan ook de inhoud des eersten Deels. Zeer gepastelijk is de eerste plaats ingeruimd aan eene belangrijke Verhandeling van den Hoogl. roijaards, over den voorlgang van de beoefening der Geschiedenis, ook van die der Christelijke Kerk. Na bepaald te hebben, wat men door Geschiedenis verstaan moet, maakt de Schrijver eenige aanmerkingen over Mythen en overleveringen, die bij de volken der oudheid het historisch tijdvak voorafgingen. Daarna wijst hij aan, hoe gewoonlijk dan Geschiedenis, in den vorm van Jaarboeken, Verhalen, enz. volgt. Later, bij toenemende ontwikkeling en beschaving der volken, wordt de behandeling kritisch en planmatig. Eindelijk heeft men Pragmatische Geschiedenis. Van het gezegde wordt toepassing gemaakt op de Kerkelijke Geschiedenis, en wel bijzonder op die der Oostersche en
Grieksche, op die der Latijnsche en der Nieuw-Europesche Kerken. - Wij lazen deze Verhandeling met groot genoegen. Moge taal of stijl misschien hier of daar iets te wenschen overlaten, wij willen op kleinigheden niet hechten. - Een klein stukje van dezelfde hand loopt over het belang van Historische Traktaatjes en Kerkelijke Aktenboeken voor de Kerkelijke Geschiedenis.
Onder de rubriek Algemeene Kerkgeschiedenis worden twee stukken medegedeeld: De Kerk en het Patriar- | |
| |
chaat van Aquileja, en: Over den oorsprong en voortgang van den Aflaathandel, beide door kist. Een koperen penning, vóór eenigen tijd in den Bommelerwaard gevonden, en op genoemde Kerk betrekking hebbende, gaf aanleiding tot een onderzoek, waarvan de uitkomst hier wordt medegedeeld. Wij danken den geleerden Schrijver voor de moeite, aan deze Verhandeling besteed. Dezelve verspreidt licht over een minder algemeen bekend gedeelte der Kerkelijke Geschiedenis. Groot was oudtijds het aanzien der kerk van Aquileja, aan het uiteinde van den Adriatischen zeeboezem gelegen. Dezelve had eigene Patriarchen, en dursde geruimen tijd van Rome verschillen. - De kleine bijdrage over den oorsprong en voortgang van den Aflaathandel, op zichzelve misschien minder belangrijk en welligt hierom door den Hoogleeraar slechts als herinnering aangeboden, staat in verband met eene uitvoeriger Verhandeling over den Pauselijken Aflaathandel in Nederland. Te regt merkt de Schrijver aan, dat het wijzigen en verligten van kerkelijke straffen, welke op verschillende misdrijven en overtredingen bepaald waren, de eerste aanleiding tot den Aflaathandel, op eene grootendeels onschuldige wijze, heeft gegeven. Voorts lezen wij hier, dat het, reeds sedert de zesde eeuw, gewoonte was geworden, om, in sommige gevallen, de vastgestelde boetedoeningen met andere, welke voor den toestand des overtreders beter berekend schenen, te mogen verwisselen. Venema, in zijne Hist. Eccles., (IV. p. 219.) vermeldt het ontstaan der indulgentiën, of aflaten, in de vierde eeuw, en geeft te
kennen, dat aan den Bisschop de magt gelaten was, om, naar gelange der omstandigheden, den tijd der kerkelijke boetedoening, d.i. den tijd, die bepaald was, om blijken van berouw en verbetering te geven, te verkorten of te verlengen. Toonde een boeteling ware godsvrucht en veredelde gezindheid, zoo was het doel bereikt, en geene straf meer noodig. Deze kwijtschelding of verzachting (indulgentia, aflaat, verkorting of vermindering van straf) getuigt alzoo van een' liefderijken
| |
| |
geest, die zedelijkheid bedoelt. Ten tijde van augustinus, zoo als venema aanmerkt, kwam echter de burgerlijke Overheid ook weleens tusschenbeiden, om eenige verzachting in de kerkelijke straffen te bewerken. Hoe zeer eene zaak, die eerst alleen tot de kerkelijke tucht behoorde, allengs ontaardde, is bekend.
Als bijdrage tot de Geschiedenis der Christelijke Leer en Schrijvers, ontvangen wij iets over den geest en de denkwijze van geert groete, kenbaar uit zijne schriften, door wijlen th. adr. clarisse, met aanteekeningen van Prof. j. clarisse. Een vervolg hierop wordt beloofd. - Onder de afdeeling: Kerkelijk Regt, vindt men eene Vergelijking der nieuwere, thans in werking zijnde, Europesche Concordaten en Concordaatsbullen met die van Nederland, door roijaards. Vooraf gaan Historische Aanmerkingen over de Concordaten. De Hoogleeraar wilde geene beredeneerde beoordeeling der Concordaten geven, dewijl de tijd daarvoor nog niet rijp schijnt te zijn. Ja, het is een teeder punt, dat hier wordt behandeld. Na verloop van jaren zal men beter kunnen zien, of al die Concordaten aan de heilige zaak des Christendoms meer nadeel of voordeel toebragten. - Verder komen in het Archief twee stukken voor, die tot de Kerkelijke Geschiedenis van Nederland betrekking hebben. Het eerste is getiteld: De Pauselijke Aflaathandel, ook in deszelfs invloed op de Kerkhervorming in Nederland, door kist. Hier worden verscheidene bijzonderheden vermeld, welke belangstelling verwekken; terwijl men tevens de hooge waarde der gezegende Hervorming zoo veel te levendiger gevoelt. Over het fac simile van twee aflaatbrieven, en over bijlagen, welke ter opheldering dienen, zal menig lezer zich verheugen. De geheele Verhandeling heeft, naar ons oordeel, eene niet geringe waarde. - Onder dezelfde rubriek volgt nog eene Bijdrage tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Volksgeest in de XVIde Eeuw,
tegenover de Spaansche Inquisitie, door roijaards. Na eenige aanmerkingen, over ontwakende zucht voor
| |
| |
vrijheid hier te lande, wordt een Traktaatje medegedeeld, dat, als verdicht stuk, misschien geene groote waarde moge hebben, maar toch uitnemend kon dienen, om, in die dagen van spanning en gevaar, velen ter waarschuwing te strekken, en den beteren volksgeest bij voortduring opgewekt te houden.
Onder de Berigten enz. vindt men eindelijk eenen Brief over th. adr. clarisse, door Prof. j. clarisse. In meer dan één opzigt is deze brief belangrijk. Het viel den vader zwaar, over den hartelijk geliefden en diep betreurden zoon te schrijven. Alwat wij hier lezen, ademt Christelijken ootmoed, stille onderwerping, en een vertrouwend berusten in het hooge bestuur van Hem, die liefde is. De brief heeft iets eenvoudigs en schoons, dat elken lezer moet treffen en roeren, die gevoel heeft voor het goede en edele. Met weinige trekken wordt de vorming en ontwikkeling van den jongen clarisse ons hier geschetst; het is, alsof wij den knaap op vaders studeerkamer al spelende zien leeren, of, onder leerzaam gesprek, vervolgens aangename wandelingen doen, en alzoo zijnen geest steeds meer verrijken met eenen schat van kundigheden, welker gebruik, ware hem langer leven op aarde ten deel gevallen, hier nog veel en velerlei nut voor kerk en burgermaatschappij had kunnen stichten. Zijne gedachtenis blijve in zegening, en spore menigen jongeling aan, om op de baan der wetenschappen zoo loffelijk voorbeeld te volgen!
Wij hebben een kort verslag van den inhoud des werks gegeven. Deze onze aankondiging strekke tevens ter aanprijzing. Wij hopen, dat het de bekwame Schrijvers niet aan lust of aanmoediging zal ontbreken, om hunnen nuttigen arbeid voort te zetten. Zij willen hun Archief niet als een nieuw Tijdschrift aangemerkt hebben, en bepalen daarom niet, hoe spoedig er een tweede Deel zal volgen. Naar gelange van omstandigheden zullen zij hierin te werk gaan, doch vleijen zich, jaarlijks één, liefst minder lijvig, boekdeel te kunnen leveren. Wij keuren dit voornemen allezins goed. Wanneer men aan tijdsbepaling te
| |
| |
zeer gebonden is, sluipt er door overhaasting ligt eenige onnaauwkeurigheid in. Belangrijke zaken wekken nog meer belangstelling, wanneer ze in een' schoonen en edelen stijl voorgedragen worden. |
|