| |
Nederlandsche Muzen-Almanak. 1830. XIIde Jaar. 's Gravenhage, bij J. Immerzeel Jun. f 3-50.
Almanak voor het Schoone en Goede. 1830. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. f 1-80.
Almanak voor Blijgeestigen. Vde Jaar. 1830. Te Brussel, bij J. Sacré. f :60.
Almanak, het Vaderland gewijd. 1830. Iste Jaargang. Te Utrccht, bij N. van der Monde. f :-60.
Almanak voor de Jeugd. 1830. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. f :-90.
Nuttige en aangename Tijdkorter in ledige oogenblikken, of Almanak. 1830. Door A. Hazelhoff. XVIIIde Jaargang. Te Groningen, bij A. Hazelhoff. f :-25.
De vorige jaargangen, vooral van den Nederlandschen Muzen-Almanak, hebben wij in dit Tijdschrift meer uitvoerig beoordeeld, dewijl wij ons in den beginne gevleid hadden met de hoop van in dit lieve boekje allengskens een Pan Poeticon Belgicon in miniatuur te zullen aanschouwen; en, schoon wij met ieder jaar zagen, dat deze hoop zich eer verminderde dan bevestigde, bleven wij toch altijd aan dit lievelingsdenkbeeld hangen, dat in vele opzigten zoo waardig is om verwezenlijkt te worden. Doch thans, na een dozijn jaren gewacht te hebben, geven wij eindelijk den moed op, en moeten ons, tot ons leedwezen, overtuigd houden, dat
| |
| |
het even onmogelijk is, om het geheele heirleger onzer Dichters en Verzenmakers onder ééne banier te vereenigen, als om jaarlijks zelfs een klein zakboekje slechts met puikjuweeltjes en kabinetstukjes te vullen. Dat kleine getal onzer Zangers, wier dichtvruchten altijd met den stempel van het genie gemerkt zijn, is gedeeltelijk te traag, gedeeltelijk te hooggevoelend, en werpt meestal slechts eenige afgevallene broodkruimels op de tafel, door Mercurius immerzeel aangeregt; en dat groote getal onzer Dichtertjes, die met elkander harddraven om de eer, wie toch het eerst zijnen geheelen dichtprovland aan den Restaurateur der Nederlandsche Muzen tot uitkiezing en fausing zal toezenden, is te lastig en indringend, om het zich van het lijf te kunnen houden; de goeden komen te schaars, en, daar zij zóó schaars komen, is er geen ander redmiddel op, dan dat de middelmatigen, om van geene ergeren te spreken, te dikwijls en te veel optreden. Hinc illae Lacrymae, et hinc dat wij voor dit jaar den Nederlander eens met een paar van zijne broeders in dezelfde aankondiging zullen begrijpen en in het algemeene gelid doen optreden.
1o. De Nederlandsche Muzen-Almanak is dit jaar eens regt gelukkig met zijne gravures; zoo wel teekenpen als graveerstift overtreffen verre hetgeen zij ons vroeger leverden. Jammer slechts, dat de sprekend gelijkende Improvisateur w. de clercq geen' nevenman heeft, die hem een weinig gezelschap kan houden. Dit gemis spruit zekerlijk niet daaruit voort, dat er gebrek is aan verdienstelijke Zangers, die, schoon niet voor de vuist dichtende, echter gerust aan zijne zijde mogten staan. Waarom niet Mevr. bilderdijk, withuys, van lennep, of, indien hij er toe overgehaald kon worden, immerzeel zelf? - Maar waarlijk, het uiterlijke leidt ons te ver af van het innerlijke, en de tijd is kort en de ruimte kostbaar. Een aantal Dichters van grooteren en kleineren naam leverden, als naar gewoonte, hunne bijdragen. Onder de voortreffelijkste rekenen wij, Grondregelen van bilderdijk, welke ons veel beter bevielen dan zijn Verjaargroet voor mijne Egade. een gelegenheidsgedicht, gelijk wij er reeds zoo tallooze van hem bezitten; De School der Menschen, door tollens, eenvoudig en toch diep wijsgeerig; Aan eene Moeder, door Vrouwe k.w. bilderdijk, een stukje, dat slechts door eene moeder kon vervaardigd worden, en dit is de grootste losspraak
| |
| |
op hetzelve; Ontschuldiging, door c.g. withuys, een model van dichterlijke uitdrukking; Karel de Stoute aan Adolf van Egmond, door van halmael, krachtig en vol merg en pit; Onafhankelijkheid des Dichters, door boxman, vol vuur en besef van de hooge roeping des Poëets; de stukjes van immerzeel, robidé van der aa en wiselius. Onder diegene, op welke wij nog al eenige aanmerkingen zouden kunnen maken, beviel ons echter uitstekend de Prometheus van van der hoop, juist niet om de overbrenging van het beeld, welke wij overdreven en gebrekkig vinden, en nog minder om de heuvelschalmen op bl. 111, of de daar geenszins te pas komende Eris op bl. 114, maar om de echt dichterlijke beschrijvingen, den rassen gang en de stoute vlugt, die in hem eenen uitmuntenden Lierdichter beloven. Ook Thor de Slangenvisscher van staring, een zonderling stukje uit de Noordsche fabelkunde in zonderlingen trant; Geertruida van Wart, door sifflé, in zes zangen, die echter kort zijn; Leven, door e.j. potgieter; De Brandstichters, door v.o. bruyn; Levensvreugde, door van den broek; De Paauw te Paderborn, door warnsinck; de Afscheidgroet van ijntema, het Meilied van brester, en De Beklagenswaardigste (nameloos) verdienen dubbel hunne plaats. Van de overige stukjes, het zij ze dan met groote of kleine, bekende of onbekende namen onderteekend zijn, achten wij het genoeg gezegd, dat zij hunne plaats niet ontsieren (men weet, wat dit in den
stijl eens beleefden Recensents zeggen wil), een paar misschien uitgezonderd, die wij, om vrede te houden, niet zullen noemen. Korte Levensberigten van sedert 1819 ontslapene Dichters, als j.c. pruimers, j.c. cleve, r.h. arntzenius, l. rietberg en j.l. nierstrasz, verhoogen, even als twee facsimile's van kleine versjes van tollens en loots, de waarde van dit keurig uitgevoerde bundeltje.
2o. Door den Weleerw. swart aan het Schoone en Goede toegewijd, beantwoordt ieder jaar meer aan het uithangbord, dat het heeft uitgestoken. Bevielen ons voorheen de in hetzelve opgenomene prozastukjes wel eens minder, thans verdienen deze gelijken lof met het poëtisch gedeelte. Vooral behaagde ons het uitgebreidste, De Minnezangster getiteld, een Geldersch tafereel uit het midden der 14de eeuw, door p. louwerse, in hetwelk zich eene getrouwe inacht- | |
| |
neming des costuums (de eerste regels op bl. 115 uitgezonderd) vereenigt met levendigheid en belangrijkheid des verhaals. De dichterlijke bijdragen bestaan uit twee lieve versjes van loots, vrij wat verdienstelijker dan die in den Muzen-Almanak, welke wij daarom ook slechts onder de ongenoemde hebben laten rusten; eene eenvoudige en toch het innigste gevoel aansprekende navolging van claudius door tollens; een huwelijkslied van sifflé; kleine stukjes van van den broek, boxman, robidé van der aa, p. moens en van walré; eene treffende Romance van staring in echt dichterlijken trant, en een alleraardigst luimig stukje van withuys, wiens lier even goed op elken verschillenden zangtoon schijnt te kunnen gesteld worden. De Redacteur verdient den dank des publieks voor de kieschheid en het smaakvolle zijner keuze; oneindig beter is het, goed van weinigen, dan middelmatig van velen; en het ware te wenschen, dat andere verzamelaars in dit opzigt bij hem ter schole gingen. Ook de plaatjes zijn allerliefst, en behoeven voor geene andere onder te doen; terwijl een keurig portret van de achtingwaardige elizabeth fry, die edele Engelsche vrouw, welke zoo vele diepgevallene vrouwelijke schepsels op het spoor der deugd terugbragt, tot
geen gering sieraad strekt voor dit jaarboekje.
3o. En wat zullen wij thans van den goedkoopen Almanak, van onzen blijgeestigen Broeder uit Brussel, zeggen? Ach, waren zij daar allen zoo welgezind, zoo bedaard en bescheiden, zoo echt Nederlandsch, zonder slaafschheid en overdrijving, als hij; wat zouden alle goede burgers juichen, en uitrakatholieke en hyperliberale Courantiers weeklagen! Het proza is wel juist van geene groote beteekenis, ofschoon het door de middelklasse (en voor dezelve is deze Almanak meer bijzonder bestemd) nog al doorgaans met belangstelling zal gelezen worden (het p..serige Manneken Pis kon echter wel wat kiescher behandeld zijn); maar onder de versjes vindt men er regt lieve en treffende, zoo wel van Noord- als Zuid-Nederlandsche Zangers. Er is ook hier wel wat kaf onder het koorn; maar waarlijk, het zoude niet beleefd van ons zijn, hier te willen ziften en wannen, waar ons zoo veel goeds voor zoo weinig gelds wordt aangeboden. Sacre ga voort met op zulk eene gepaste en ongezochte wijze het meerdertal der Vlamingen en Brabanders smaak te doen krijgen voor het lezen eener taal, welke zij
| |
| |
van jongs af in hunne huisgezinnen gewoon zijn te spreken; en de eenvondige Boekdrukker zal zich meer verdienstelijk gemaakt hebben omtrent de verbroedering en ineensmelting van Zuiden en Noorden, dan de hoogwijze en helbekruiste mannen, die door dwangmiddelen willen afpersen, wat slechts door overreding kan worden verkregen.
4o. verdient, als eersteling, aanmoediging, vooral in de stad Utrecht, alwaar geene Almanakken van eenig belang voorhanden zijn Die bij kemink, waarmede de Stadsdienaars of dienders in vroegere jaren langs de huizen liepen bedelen, is zoo onbelangrijk, dat het te bejammeren is, dat zoodanige vodden in onzen tijd van de pers komen. De Studenten-Almanak, bij van der monde uitkomende, is minder voor den burger geschikt. De uitvoering van den boven aangekondigden, als eersteling beschouwd, is prijzenswaardig. In dezen jaargang vindt men geene plaatjes. Intusschen zoude de steendrukkerij van houtman, te Utrecht, met weinige kosten, plaatjes voor een' volgenden kunnen leveren; waartoe zouden kunnen worden gekozen de afbeeldingen der oude gebouwen en kasteelen van de stad Utrecht, die gedeeltelijk reeds gesloopt zijn, of nog gesloopt zullen worden. Vele bewoners zijn met de slooping der oude kasteelen en wallen zeer gediend; doch de afbeelding van dezelve, in eenen netten Almanak, zoude voor 't minst te wenschen zijn: de vergelijking tusschen het oude en nieuwe is voor de herinnering altijd aangenaam. Men vindt hier tafereelen en korte verhalen uit de vaderlandsche geschiedenis, zeer goed bijeengebragt. Het gezegde op bladz. 130 van onzen Gezant van beuningen aan karel den X van Zweden, toen deze de Sont wilde sluiten, dat, namelijk, de houten sleutels van de Sont in de haven van Amsterdam lagen, is bekend; doch de herinnering aan de grootheid onzer voorvaderen heeft altijd iets streelends. Hierin vonden wij eene drukfout, reg. 7 van ond. staat: Eens zich door ijver enz. als weggesleept; moet zijn: ziende weggesleept. Op bladz. 4 staat de geboortedag van den Prins van Oranje op den 5 Nov. opgegeven; moet zijn: 6 Nov. - Het volgende is nieskruid voor den gewezen Prefect
van het Departement de monden van de Maas, bladz. 146: ‘Bekend is de gestrengheid, waarmede de krijgsopschrijving, ten tijde der Fransche overheersching, werd ten uitvoer gebragt, vooral in de Departementen de Zuiderzee en de monden van
| |
| |
de Maas. De Prefect van het laatstgenoemde Departement zag op zijne lijst een' Conscrit uit den Brielle, die, gelijk uit de hem voorgelegde stukken overtuigend bleek, gevaarlijk ziek lag; doch vergeess: Ik moet hem zien! riep hij. De ongelukkige werd op zijn ziekbed naar Rotterdam gevoerd, in de zaal, waar de Prefect voorzat, gebragt, en - gaf voor zijne oogen den geest!’
5o. gelijkt, in alles, zijn broertje van verleden jaar als twee droppelen waters. Zagen wij toen den jongen met genoegen verschijnen, heetten wij hem toen gulhartig welkom in de letterwereld, ook deze spruit nemen wij volgaarne in onze bescherming, wenschen en spellen haar nog een aantal medgezellen, en den ouderen het noodige en verkwikkelijke, om tot volmaking van hun kroost met lust en ijver werkzaam te zijn!
6o. Ten achttienden male biedt de schrijver en uitgever der goede Burgerije van Groningen zijn boeksken aan; wie zou den ouden, goeden bekende thans kunnen van de hand wijzen? En waarom zou men dat ook? Voor 25 centen ontvangt men hier, buiten het gewone, eenige Mengelingen, die voor vroegere niet behoeven te wijken; wij zeggen meer: die, in nuttige strekking, die van menig jaarboekje op velin-papier en verguld op snede achter zich laten. Ga vrij voort, vriend hazelhoff! Wij juichen uwe pogingen van heeler harte toe! |
|