Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Te huis. Wie in den kring van onbeproefde vrinden Voor zich een bron van zoet genot kan vinden, En levensvreugde schept bij 't feestgedruisch: 'k Ben ongeschikt mij in dien kring te voegen, Maar zoek voor mij een' tempel van genoegen Te huis. Schoon 't lot voor mij met neev'len dekk' de kimmen, Geene enk'le flonkerster der hoop doe glimmen, De zee des levens woest mij tegenbruis': Ik smeek aan God met gade en kroost ontferming, En eene onzigtb're magt schenkt mij bescherming Te huis. Wanneer de nijd zijn scherpgepunte schichten Tracht op de rust van mijn gemoed te rigten, En hoop voedt, dat zijn wrok mijne eer vergruiz': Dan voel ik ras mijn leedgevoel vermind'ren, Smaak ik den welkomgroet van vrouw en kind'ren Te huis. En schoon ik al eens lauw'ren mogte gâren, Of 't lot mij op een blij verschiet doe staren, Het lied der vreugde langs mijn schreden ruisch': Ik doe alsdan, te midden mijner panden, Op 't feestältaar het offervuur ontbranden Te huis. Kweek, God! die zucht naar huiselijk genoegen Steeds bij mij aan, in voorspoed en in zwoegen; [pagina 794] [p. 794] Schenk ootmoed mij bij heil, en kracht bij kruis; Laat steeds mijn ziel voor de eeuwigheid bereid zijn, En in het uur des doods mijn bed gespreid zijn Te huis! g. van enst koning. 's Gravenhage. Vorige Volgende