| |
Over de toevallige kromming der ruggegraat bij jonge meisjes, en het onvoldoende of gevaarlijke der tot regtbuiging in gebruik zijnde rekbedden.
(Vervolg en slot van bl. 724.)
Tot hiertoe, zoo als men ziet, heb ik mij geheel onthouden, om van de kunstbedden, met behulp van welke men tegenwoordig de uitrekking doen wil, te spreken. Ik heb gemeend, dat men deze wijze van handelen in derzelver beginselen moest bestrijden, alvorens dezelve in de middelen van toepassing te wederleggen. Ook heb ik mij alleen bezig gehouden met de uitrekking door middel van eenig werktuig, trachtende het hoofd van het bekken te verwijderen, welke van die beide deelen daarbij dan ook verplaatst moge worden. - Werken nu deze bedden op eene dergelijke wijze? Ja. - Zijn zij zoodanig zamengesteld, dat eenige der ernstige ongemakken, aan de uitrekking door sedert langen tijd bekende werktuigen verbonden, daarbij niet worden waargenomen? Neen. - Derzelver beschrijving zal genoegzaam voldoen, om de waarheid dezer tweeledige stelling te bewijzen; zij zal bovendien aantoonen, dat die bedden niet alleen, zoo als ik reeds gezegd heb, alle de ongemakken, aan de beken- | |
| |
de en tot hiertoe in gebruik zijnde werktuigen verknocht, bezitten, maar daarenboven ook andere, die daaraan bijzonder eigen zijn. Zij hebben alle het aanzien van een gewoon bed, waarvan de grond, op lederen riemen hangende, met eene vrij dikke laag van paardenhair, in de gedaante eener matras, bedekt is. Die, welke het eerst omstreeks den jare 1820 te voorschijn kwamen, hadden, eenige duimen van het hoofdeneinde af, eene soort van ijzeren helm, geschikt om het hoofd te omvatten, en hetzelve, door middel van een stuk gevuld leder, als een kinband, stevig bevestigd te houden; en aan het tegenovergestelde einde was het werktuig, ter uitrekking bestemd, geplaatst. Dit werktuig was voorts heel eenvoudig: een ijzeren tandrad, aan het uiteinde van eene dwars geplaatste rol vastgehecht, en waaraan, in éénen vereenigd, twee sterke lederen riemen bevestigd waren, loopende aan iedere zijde naar een' breeden gordel, bestemd om den tronk boven de heupen te omvatten. Wanneer nu de lijder
geplaatst, men kon even zoo goed zeggen, gekneveld lag, trok het rad, bij deszelfs ronddraaijende beweging, de lederen riemen van den gordel aan, en met dezen het bekken, hetwelk men op een bepaald punt van het hoofd verwijderd hield, door de neêrzakking van een ijzeren klapper, aan de tanden van het rad hangende. Stalen veren moesten het geweld der uitrekking matigen. De Geneesheeren, echter, het middel, om voordeel uit deze bedden te trekken, vooruitziende, begrepen dus ook wel, dat de opene, en zonder omwegen op het menschelijk ligchaam geschiedende, aanwending van een dagelijks tot het opligten van de zwaarste lasten gebezigd wordend werktuig, bij het eerste gezigt, een gevoel van verwondering en weêrzin zoude inboezemen, niet dan zeer nadeelig voor den goeden uitslag hunner bedoelingen. Zij haasteden zich daarom, dit rad door een werktuig te doen vervangen, hetwelk dezelfde strekking had, maar waarvan de zamenstelling niet zoo gemakkelijk de wijze van werking kon doen vermoeden. Anderen, eindelijk, eene zekere (in mijne oogen zeer laakbare) onverschilligheid,
| |
| |
waarmede de meeste Geneesheeren de eerste proeven, met deze bedden genomen, ontvingen, voor goedkeuring houdende, meenden, dat er niet meer moest verrigt worden, dan dezelve eenige verbeteringen te doen ondergaan. Van dit denkbeeld uitgaande, vervingen zij de kracht, bestemd om de uitrekking te doen, en het wederstandbiedend punt, de tegenrekking voorstellende, door gewigten, die, hangende aan koorden, door katrollen geleid, en over wipplanken, onder aan den bodem van het bed vastgemaakt, heenloopende, in tegengestelde rigting, het een het hoofd, en het ander het bekken naar zich toe trekken. Zoo doende, geschiedt de uitrekking der ruggegraat, waarvan de trap van verlenging buitendien, met eene naald, door de drukking der gewigten op eenige veren in beweging gebragt, op dit of dat punt van een cijferblad aangewezen wordt. Zoo al deze verandering in de krachten, met de uitrekking belast, geenerlei wezenlijke verscheidenheid in de gevolgen aanbrengt, gaf de geen, die dezelve voorstelde en ten uitvoer bragt, ten minste een bewijs van vernuft, door den werktuigelijken toestel in eene kast, onder den bodem van het bed geplaatst, te sluiten, en dusdoende het treurig gezigt van deze soort van foltertuig voor de oogen te verbergen.
Ik stelde dus niet dan waarheid, met te zeggen, dat men, zonder uitzondering, op deze bedden alles kan toepassen, wat ik van de uitrekking in het algemeen, met betrekking tot het onvoldoende en ook het gevaarlijke van dezelve, vermeld hebbe. Buitendien, echter, heb ik beweerd, dat zij boven de werktuigen, sedert langen tijd bekend, groote nadeelen bezaten; en ziehier het bewijs. Het werktuig van levacher was zamengesteld uit eene stalen staaf, aan het bovenst derde gedeelte de gedaante van een' boog hebbende, aan welks uiteinde de toestel tot bepaling van het hoofd vastgehecht was; en uit een corset van een zeer sterk weefsel, met baleinen voorzien, aan de voorzijde toegeregen, en van onderen in twee, op gelijke wijze met baleinen voorziene, kussens, diep genoeg, om de heupen en alle de deelen van
| |
| |
het onderste en achterste gedeelte van den tronk te omvatten, uitloopende. Aan het achterste en middelste gedeelte van dit corset vond men eene koperen plaat, in welker lengte twee ijzeren banden, tot vasthouding en rigting van het benedenst derde gedeelte van de bovengenoemde staaf, overdwars geklonken waren. Wanneer deze laatste nu op eene geschikte wijze was geplaatst geworden, rigtte men het hoofd zoo hoog, als men wilde, op, en hield hetzelve op een' bepaalden trap, door middel van een' ijzeren haak, die op de koperen plaat vastgehecht, en in deszelfs bewegingen door eene drukkende veer en rustpunt bestuurd, in de kerven vat, waarmede eene der zijden van de staaf geheel bedekt is. Moet men nu van twee werktuigen, hetzelfde verrigtende, het minst zamengestelde kiezen, dan verdient voorzeker het laatste de voorkeur. Buitendien komt dit, de zieken het vrije gebruik van armen en beenen toestaande, de treurige gevolgen der volstrekte onbewegelijkheid voor, waartoe de bedden veroordeelden; en, lijnregt werkende, zoodat de bovenste helft van het achterste gedeelte van den tronk vrijblijft, heeft men tevens gelegenheid, de uitwerkselen der rekkingen gade te slaan, en ieder oogenblik het goed gevolg der behandeling waar te nemen.
Van welk eene zijde men deze bedden dus beschouwt, vindt men geenerlei stellige reden voor de onvermijdelijkheid van derzelver gebruik, en niets, volstrekt niets, kan ons doen terugkomen van het te eenemaal ongunstig oordeel, door de beste Heelkundigen onzer Eeuw, reeds sedert langen tijd, omtrent het denkbeeld, volgens hetwelk zij zamengesteld zijn geworden, geveld; integendeel, men ontmoet niet dan gegronde redenen, om voor de gezondheid en zelfs voor het leven dier genen, welke zich aan derzelver werking onderwerpen, te vreezen. Ondervraag eens, omtrent de gegrondheid hunner vooronderstellingen, de voorstanders dezer voorgewende nieuwe overwinning der orthopedische kunst zelve. Die, welke zich bijzonder met de zamenstelling der werktuigen bezig houden, zullen u antwoorden, dat de uitrekking
| |
| |
het beste en zelfs het eenigste middel is, om een deel, welks zenuwen zamengetrokken en welks pezen verhard zijn, tot deszelfs natuurlijken staat terug te brengen. Maar, kan wel iets anders, dan eene volkomene onwetendheid omtrent de ware werkingswijze der oorzaken van de ruggegraatkromming, één van hen genoopt hebben, zijn bed zoodanig in te rigten, dat de ruggegraat daarbij afwisselend aan uitrekking, ontspanning en rust onderworpen wordt; eene wijziging, zijn werktuig geheel en al van het voordeel beroovende, hetwelk eenigen aan eene aanhoudende uitrekking, om de ruggegraat regt te buigen en in eene rigting te brengen, welke door de voeding en de verdere ontwikkeling van derzelver zamenstellende deelen duurzaam gemaakt moet worden, meenen te kunnen toeschrijven? Die, welke zich integendeel aan de uitoefening der Geneeskunde wijden, zullen het geschil, met betrekking tot de ware oorzaken dezer krommingen, listiglijk ontwijken, de gevaren, aan de uitrekking verknocht, ontkennen, of wel voorgeven, dat men dezelven met behoedzaamheid en ontleedkundige kennis vermijden kan, en met de vooronderstelling eindigen, dat de ondervinding alleen in dergelijke zaken beslissen moet. Maar is het niet, wat de ontzettende onkosten betreft, door hen tot de vervaardiging hunner bedden, en de inrigting der Ziekenhuizen voor de genen, die moeds genoeg hebben zich aan derzelver proefnemingen te onderwerpen, gemaakt, geoorloofd te denken, dat zij geene voldoende inlichting door de ondervinding zouden gelooven opgedaan te hebben, vóór dat zij al het voordeel van hunne bedden getrokken hadden, dat zij er van verwachteden? Dergelijke vermoedens zouden voorgekomen zijn met deze zaak vroegtijdig en naauwkeurig te doen onderzoeken, waardoor de Geneesheeren niet tusschen het verlangen om de waarheid te zeggen, en de vrees hen in de voldoening eener zoo winstgevende berekening te storen, geplaatst zouden zijn geworden. Wat de
waarnemingen van genezingen, volgens deze methode verkregen, welligt door den een of ander reeds verhaald, aanbelangt, zal of het bloot on- | |
| |
derzoek der ruggegraat doen zien, dat zij onvolkomen zijn, en dat, zoo de bedoelde jonge meisjes eene beter gevormde gestalte schijnen te hebben, men dit minder aan de werking der bedden, dan aan het naauwkeurig passen en de juiste vervaardiging der door haar gedragen wordende keurslijven, te danken heeft; of het zal, zoo deze genezingen inderdaad gelukkig plaats grepen, altijd gemakkelijk te bewijzen zijn, dat men ze ook door eenvoudigere, minder kostbare, en vooral minder gevaarlijke middelen zoude verkregen hebben. Is het niet door een volstrekt gebrek aan daadzaken, dat de Koninklijke Akademie der Geneeskunde, verzocht zijnde derzelver gevoelen omtrent een dezer bedden te zeggen, de aanneming der gevolgtrekkingen van de met het onderzoek van dit bed belaste Commissie, in derzelver algemeene vergadering van de maand Mei, nadat meerdere leden, bij het uiten van hun gevoelen, geene der ongelegenheden, aan de uitrekking verknocht, ontveinsd hadden, uitstelden? Is het wel mogelijk, voorzigtiger te zijn, dan de Rapporteur in deze omstandigheid geweest is, die, na het voorname punt des natuurkundigen vraagstuks listiglijk ontweken, en erkend te hebben, dat bij eenige jonge meisjes toevallen waren waargenomen, zich alleen bij dit zeggen bepaalde, gaarne te willen gelooven, dat men door eene dusdanige handelwijze eenige ruggegraatskrommingen zoude kunnen zien verminderen, en daarom aan de Akademie voorstelde, niet derzelver goedkeuring aan deze bedden te hechten, maar den uitvinder eenvoudiglijk in zijne proefnemingen aan te moedigen? - Het eenig geval, waarin het gepast konde schijnen, gebruik van deze bedden te maken, zoude dan zijn, wanneer het kind aan eene zoo geweldige ruggegraatskromming leed, en daardoor de hoofdverrigtingen des ligchaams in die mate kwijnden, dat er voor hetzelve bijna geene kans om het leven te
behouden overbleef. Men zoude de uitrekking alsdan niet meer aanwenden om het kind van deze kromming te genezen, maar eenig en alleen om de ruggegraat gedwee te maken, en derzelver buigbaarheid zoodanig te vermeerderen, dat
| |
| |
zij in het vervolg aan de ligtste rekkingen kon toegeven; en, wanneer deze uitkomst verkregen is, bekleedt men het zieke kind met een keurslijf van eene zeer sterke stof, (daarenboven, in deszelfs lengte, en vooral onder den oksel, met sterke stalen staven voorzien) het ligchaam bij voortduring in dien graad van uitrekking houdende, waarin hetzelve door een zeer langdurig gebruik van kunstrekbedden, of van ieder ander gelijksoortig werktuig, is gebragt geworden. Die bedden, welke eene slingerende beweging uitoefenen, verdienen alsdan de voorkeur: want klaarblijkelijk bezitten zij meer dan alle de anderen het vermogen, de ontspanning der verschillende bandachtige, de wervelen onder elkander vereenigende zelfstandigheden, welker stevig weessel aan de ruggegraat dien trap van weêrstandbiedende kracht geeft, om het gewigt des hoofds te dragen, in een' vrij korten tijd daar te stellen. Ongelukkiglijk zal de zieke verpligt zijn, dit keurslijf zoo lang te dragen, tot dat het vorderen in leeftijd aan de tusschenwervelbeensche banden eene nieuwe kracht zal gegeven hebben, zoo intusschen de mogelijkheid daartoe geoorloofd is te hopen. Men zal buiten twijfel vrij wat moeijelijkheden te overwinnen, en vrij wat toevallen te duchten hebben, vóór dat men deze ontspanning bekomen heeft; en, dit het geval zijnde, zoude de genezing, wanneer de zieke in dezen zelfden staat blijven moest, nog niet veel eer aan de kunst doen. Kortom, dus handelende, zal men alleen den trap van waarschijnlijkheid op een' goeden uitslag, in vergelijking met de zekerheid van den dood, waaraan men was prijs gegeven, berekend, en zich naar dezen algemeenen stelregel gedragen hebben, dat het beter is, een twijfelachtig middel te beproeven, dan geheel geen te bezigen. Alwie denkt, dat voorzigtigheid steeds de proefnemers leiden moet, zal ook vinden, dat men, achter eene zoo onbepaalde en tot zoo weinig regt gevende stelling schuilende, in eene menigte gevallen zeer
onmenschelijk zoude kunnen handelen, daar men dagelijks vreesselijk mismaakte schepselen een' langen tijd leven, en daarbij bestendig een' redelijk goeden ge- | |
| |
zondheidstoestand behouden ziet. Zij zullen tevens erkennen, hoeveel reden ik heb te beweren, dat de herstelling der toevallig gekromde ruggegraat, door rekbedden of andere uitstrekkende werktuigen beproefd, onder die gevaarlijke kunstbewerkingen gerangschikt moet worden, welke, aan geene genoegzaam bepaalde aanwijzingen onderworpen, doen vreezen, dat de voordeelen, door dezelven, of bij toeval, of zelfs in eenige, echter ten uiterste zeldzame, gevallen verkregen, nimmer tegen de ernstige nadeelen, uit derzelver misbruik of ontijdig gebruik, door onwetendheid of eenige andere reden, onvermijdelijk voortvloeijende, zouden opwegen. Eindelijk haalt levacher twaalf voorbeelden van genezing, door middel van het in zijne verhandeling beschreven werktuig, aan; en zoo men nu den gemiddelden tijd, welken ieder der in deze waarnemingen bedoelde jonge meisjes verpligt was hetzelve te dragen, aanneemt, ziet men met verwondering, dat deze tijd zelden meer dan vier maanden was. Om deze reden is een van beide waar, of dat levacher ons omtrent de voordeelen, aan de uitrekking verknocht, en bij gevolg omtrent de gelukkige uitkomst na het gebruik van zijn werktuig, bedriegt, (omdat de nieuwe voorstanders dezer handelwijze beweren, dat men geen blijkbaar gelukkig gevolg van hunne rekbedden hopen kan, dan door zich, zonder tusschenpoozing, ten minste gedurende een jaar, of zelfs achttien maanden, aan derzelver werking te onderwerpen) of dat de door hem gebezigde middelen zeer verre alle nieuwe bedden overtreffen. Het eerste vooronderstellende, zoude ik regt hebben, aan het getuigenis der bij den goeden uitslag dezer bedden belanghebbenden te twijfelen; daar het bewijzen zoude, dat een man, die in zijne verhandeling blijken van geleerdheid geeft, en wiens gezag als schrijver
aangevoerd wordt, valsche waarnemingen vermeld heeft. Wanneer ik, echter, aan de door hem aangehaalde voorbeelden van genezing geloof moet hechten, zoude ik alle de nieuwere Orthopedisten aanraden, hunne toevlugt bij voorkeur tot het door hem gebruikt wordend werktuig te nemen. |
|