uitgevonden, die hun alleen van dienst is, en op geene algemeene, ook voor anderen verstaanbare, gronden rust. De toonkunstenaars van den Grooten Heer, die bijzonder uitmunten, maken even min als anderen gebruik van noten. Zij spelen bijkans allen dezelfde partij, en daarbij is geene andere harmonie, dan die in de verscheidenheid der speeltuigen ligt.
In de schilderkunst moeten de Turken zich bepalen tot bloemen en landschappen; want vooroordeel verbiedt hun al het overige. Portretten en historiestukken worden beschouwd als te zeer naderende tot beeldendienst. De Turksche schilders bepalen zich alzoo tot bloemstukken of Arabesken, of pogen de vederpracht der vogelen met het penseel na te bootsen; en hierin hebben zij het verre gebragt. - De beeldhouwkunst is nog meer beperkt; want dezelve dient alleen tot versiering van huizen en gedenkteekenen op de begraafplaatsen. Graveerkunst en het snijden van steenen zijn niet anders in gebruik, dan bij het bewerken van zegelringen met opschriften uit den Koran, en bij het versieren der wapenen of van andere metalen werktuigen.
De landbouw wordt over het geheel weinig geacht en behartigd. Men moet niet naar eenige welbebouwde vlakten in Romelië oordeelen. Veldarbeid valt geenszins in den smaak des volks, dat op alle werkzaamheden, welke men te voet verrigt, met zekere minachting nederziet, en aan het omzwerven te paard op zandige, onbebouwde heiden de voorkeur geeft.
Ook leggen de Turken zich niet toe op den handel. Men schrijve dit toe aan hunne verregaande vadzigheid en aan hunnen hoogmoed. Grieken en Europesche Christenen in het algemeen zijn daarom onder hen de eenige kooplieden van beteekenis.
De schoonheid kan hare eigenlijke en ware heerschappij niet uitoefenen over een volk, dat haar geene regten laat. Ja, de Turken zingen en dichten wel van liefde; maar slot, grendel, traliën en zwarte gesnedenen heerschen bij hen, op willekeurige wijze, over vrouwen en meisjes, waar liefde alleen hen behoorde te geleiden.
De Sultan bekomt zijne vrouwen in het algemeen van daar, waar hij de knapen voor zijne hofhouding krijgt. Uit Christenoorden worden zoo vele kleine meisjes en jongens weggevoerd, als er noodig zijn, om zijnen Harem te voorzien en