Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 739]
| |
zich gaarne omtrent voorwerpen van weinig waarde. De voornaamste kooplieden zullen voor de verzoeking bezwijken, telkenmale dat zulks onopgemerkt kan geschieden. Vele Engelsche handelaars hebben mij hierin, als eene zeer gewone zaak, bevestigd. Onlangs trad ik in den winkel van een' koopman, die aan eenen anderen voor tweeduizend dollars aan koopwaren verkocht. Deze betaalde dezelve contant, en deed ze door zijne dienstbaren huiswaarts brengen: bij het inpakken greep hij van een' voor de hand liggenden stapel eene katoenen shawl, naauwelijks meer dan anderhalven dollar waard, en verborg dezelve tusschen de wollen stoffen, welke hij gekocht had. Intusschen verzekerde mij de verkooper, dat hij aan denzelfden man gereedelijk een krediet van duizend dollars zou verleenen. Deze soort van kleine dieverij is gemeenzaam onder de Chiliërs van den besten naam en het grootste vermogen. Ik kan niet nalaten, hiervan een paar opmerkelijke voorbeelden bij te brengen van vrouwen uit de aanzienlijkste klasse. De beide diefstallen werden gepleegd aan Lady cochrane. De eerste had plaats op een Bal, door den Amerikaanschen Consul gegeven. Bij het binnentreden der zaal werd gezegde Dame aangesproken door drie Chilische vrou wen van den hoogsten rang, welke, naar de gewoonte des lands, haar veel onderscheiding en duizend beleefdheden bewezen, en haar beurtelings omhelsden. Maar ten zelfden tijde werd een kostbaar juweel aan haren opschik ontvreemd. Zij ontdekte zulks weldra, bij het opmerken dat haar gewaad gescheurd was. Vruchteloos werd in de zaal rondgezocht. Maar, een jaar daarna, deed zich een Priester bij de Lady aanmelden, en overhandigde haar, in een afzonderlijk onderhoud, het verloren juweel, zeggende dat eene Dame hem in de biecht den diefstal had bekend, en dat hij, tot eerste voorwaarde van boete, op de wedergave aan de wettige eigenaresse had aangedrongen. - De tweede dieverij gebeurde bij een bezoek aan Lady cochrane van drie andere Dames uit een der eerste huizen van Chili. Zij verzochten hare kanten te mogen zien, ten einde eenige stalen voor zichzelve uit te kiezen. Men bragt eene doos, waarin kanten mutsen, die achtervolgens bewonderd werden; maar, bij het bergen, miste de Lady drie zeer sijne kanten mutsen en eenige stukken kant, in een papier gevouwen. Zij gaf zulks terstond aan hare bezoeksters te kennen; en, toen de Dames van derzelver sofa's oprezen, als om haar te helpen zoeken, | |
[pagina 740]
| |
viel de laatstgenoemde kant op den grond, gewikkeld in den zakdoek van eene harer. - Nog een ander voorval van eenigzins verdachten aard viel voor ten huize van Lord cochrane. Hij bezat een kabinetje van rozehout, inhoudende een aantal medaljes en munten, een gouden horloge, onderscheidene edelgesteenten, en eenige familiestukken, aan welke hij hooge waarde hechtte. Gedurende zijne afwezigheid op eenen kruistogt verdween dit kabinetje uit zijne zijkamer. Men deed vele nasporingen, vervoegde zich tot den Gouverneur, ondervroeg de bedienden, loosde belooningen uit; alles te vergeefs. Eenige maanden daarna ontdekte Lady cochrane, bij een bezoek aan de dochter des Gouverneurs, het kabinetje in een belendend vertrek, welks deur, uit onachtzaamheid, was opengelaten. Terstond eischte zij haar eigendom terug, welks wettigheid ontkend werd. De Gouverneur werd geroepen, en de zaak in zijne tegenwoordigheid bepleit. Hij verzekerde aan de Lady, dat er geene gedachte hoegenaamd bij hem was opgekomen, dat dit kabinetje vermist werd, en dat zijne dochter hetzelve van eenen soldaat had gekocht. Het meubelstuk werd evenwel teruggegeven. Het was intusschen hoogst opmerkelijk, dat het 't éénige van dien aard was, op Chili te vinden, en dat hetzelve meermalen was bezigtigd door den Gouverneur en zijne dochter, bij de bezoeken, door hen afgelegd ten huize van Lord cochrane. |
|