nog geheel die onkundige, eigenzinnige, onbuigzame horde, die van Azië's gebergten asdaalde. In het groote zoo wel als in het kleinste, in het gebruik van een scheermes en eene zaag, zoo wel als in letterkunde en kunst, hebben zij nog heden hunne oude, karakteristieke gewoonten: de Turksche barbier strijkt met het mes van zich af, de onze naar zich toe; de timmerman, daarentegen, trekt de zaag naar zich toe, wijl derzelver tanden binnenwaarts, - de onze stoot haar naar beneden, wijl de tanden buitenwaarts staan; de metselaar zit bij zijnen arbeid, de onze staat; de schrijver schrijft op zijne hand en van den linker- naar den regterkant, de onze aan eene tafel en van de linker- naar de regterzijde. Deze zaken mogen zeer onbeduidend schijnen; het zijn echter werkelijk even zoo vele karaktertrekken.
De stad Schumla ligt in den hoek eens dals aan de noordelijke helling van den Balkan. Balkan beteekent een' moeijelijken pas. Deze bergketen begint met eene reeks nederige heuvelen, die zich allengskens tot bergen van aanmerkelijke hoogte verheffen. Van den kant des Donaus schijnen zij bijkans onbeklimbaar; zij loopen langs den horizon als een sterke muur heen, die trapswijze tot in de wolken stijgt. De keten strekt zich, van de Golf van Venetië tot aan de Zwar te Zee, ongeveer 500 (Eng.) mijlen ver uit; hare breedte, met het heuvelachtige land op beide zijden, mag wel een honderd mijlen bedragen; de hoogere keten is niet boven de 25 tot 30 mijlen breed. In de streek van Schumla vormen de bergen een amphitheater, aan welks voet zich eene zeer uitgebreide vlakte, noordwaarts naar den Donau, oostwaarts naar de Zwarte Zee, uitbreidt. De Balkan scheidt dus alleen de vlakte tusschen Konstantinopel en den Donau; en hadden de Russen maar eerst het gebergte in den rug, zoo zou hen niets in hunnen marsch stuiten, dan de strijdkrachten des vijands zelv'. Schumla, waar de beste koper- en blikslagers des rijks wonen, telt ongeveer 60,000 zielen; in de bovenstad wonen de Turken, in het benedengedeelte Joden, Armeniërs, Grieken.
Als krijgspunt is Schumla van groot gewigt, als loopende hier alle wegen van de Donau-vestingen zamen. De aarden wallen, met baksteenen muren en sterke wachttorens op de flanken, strekken zich, op een' oneffen grond, drie mijlen in de lengte, ééne mijl in de breedte uit. Hier sloegen de Turken, van ouden tijd af, hun verschanst leger op. Tweemaal