verwijderde hij zich uit de hoofdstad, en werd naar het kamp des Grootviziers te Schumla gezonden, - de gewone klip voor den Russischen heldenmoed, welke zij nimmer hebben kunnen te boven komen. Na aldaar, in onderscheidene gevechten, zijne dapperheid tegen de Russen te hebben doen blijken, geraakte hij krijgsgevangen, en werd naar Petersburg weggevoerd. Bij den vrede wilde hij niet naar Konstantinopel terugkeeren zonder een vrijgeleide, en verzocht zijnen vrienden aldaar, te dezen aanzien de bevelen des Sultans te vragen. Zijne Hoogheid beantwoordde zulks onmiddellijk door een' Hattischeriff, welke hem verhief tot de waardigheid van Grootvizier, en hem uitnoodigde, om zich, met volkomeu vertrouwen, naar de hoofdstad te begeven. Remiz gehoorzaamde, in dankbare verrukking, op staanden voet. Maar deze Hattischeriff was niets dan een strik. Terwijl men dien naar Petersburg afzond, hadden de Hospodars van Molaavië en van Wallachije een' geheel anderen ontvangen, betreffende het onthaal hem aan te doen, en Zijne Hoogheid had tevens te hunner beschikking gesteld eene compagnie Janitsaren, met de volvoering hunner bevelen belast. Vorst callimachi, daarna een der ontelbare offers, door de Turken bij den aanvang van den Griekschen opstand geslagt, was te dien tijde Hospodar van Moldavië. Zijne menschelijkheid had een' afkeer van de rol, hem opgelegd, en hij wist de volbrenging van des Sultans bevelen over te dragen op zijnen ambtgenoot in Wallachije, wiens slaafsche gehoorzaamheid hem bekend was. Remiz-Pacha, te Jassy een onthaal, overeenkomstig zijnen rang, ontvangen hebbende, vervolgde zijne reize op
Bucharest. Een talrijk gevolg, waaronder het krijgsvolk zich bevond, boven vermeld, trok hem, op eenige mijlen afstands van de stad, te gemoet, voorafgegaan van eene opene kales, door den Hospodar, hem ter eere, toegeschikt. Het dus zamengestelde geleide stelde zich in beweging; maar, eene poos voortgetrokken zijnde, omsingelden de Turken het rijtuig, leiden op hetzelve aan, en weldra vonden de ongelukkige Vizier, de Ceremoniemeester van den Hospodar, aan zijne zijde gezeten, de voerlieden, de paarden onder eene hagelbui van kogels den dood. Men verbeelde zich de verwarring, welke dit vreesselijk tooneel baarde, dat en de trouweloosheid en de wreedaardigheid des Turkschen Gouvernements kenmerkt! Ik bevond mij te paard, te midden der menigte van aanschouwers van elken rang en stand, welke de nieuws-