Voor Speculateurs op Zuid-Amerika.
Een der Schippers, welke van Curaçao op Maracaïbo (doch zelden met eenig voordeel) varen, kwam onlangs met zijne Goëlet aan de zuidzijde van het Lagoen, waar de bijna dagelijks vallende regens het land bij uitstek vruchtbaar maken, om te zien, of hij zijne kleine lading bij de aldaar wonende Vrijnegers, welke meestal te voren slaven geweest zijn van de Spanjaarden, kon slijten.
Onder de koopers bevond zich een Neger, die gaarne eigenaar wilde worden van een nieuw mes; doch het geld, dat hij bij zich had, was niet toereikend, om hetzelve te betalen. De Schipper stelde hem daarom voor, om voor het resterende een armvol riet te snijden, dat op een half uur afstands aan den waterkant stond. Doch deze opoffering was te groot. Gaarne wilde hij bezitter van het mes zijn; maar om er zoo ver voor te loopen en zoo veel voor te doen, dat ging niet. Hij verzocht den Schipper, iemand mede te zenden naar zijne vrouw, die niet verre van daar in eene kleine hut woonde, of misschien deze nog eenig geld had. Doch zijne zwarte wederhelft vernietigde den koop gansch en al, door aan te merken, dat het nieuwe mes niet noodig, en het oude meer dan genoeg was, alzoo men de bananen wel met de handen krijgen kon.
B.