De arme landbouwers in Noord-Amerika zijn echte Republikeinen, en op hun demokratisch vermogen zeer naijverig. Geene armoede verhindert hen, hunne onafhankelijkheid te bewaren. De arme kan, des noods, zoo wel den koopman als den advocaat ontberen; dat wil zeggen, hij drinkt kruidenthee en korenkoffij, kleedt zich in door hemzelven vervaardigde stoffen, en vereffent zelf zijne processen met zijnen buurman. Ook aan den leeraar bindt hij zich niet; gevalt hem deze niet, hij onttrekt hem zijne toelage, en leest zijnen Bijbel te huis, of gaat naar eene andere kerk. In 't kort, hij is een man, die op zijne eigene beenen staat, en zulks gevoelt.
Ten aanzien van handenarbeid valt het in 't oog, dat de Amerikaan tot Fabrijk-ondernemingen zeer weinig geneigdheid heeft. De fabrikaten van andere Staten te verkoopen, en alzoo zijne werklieden buitenslands te hebben, schijnt meer berekend voor zijne Republikeinsche grootheid, dan de produkten zijns eigenen bodems zelf te veredelen.
De Universiteiten zijn slechts, als ik mij zoo mag uitdrukken, kortbegrippen der Europesche. De Amerikaan studeert niet te zijner vorming, maar om van het aangeleerde zoo spoedig mogelijk voordeel te trekken. Hij wil schielijk leeren, en alleen datgene, wat tot zijne kostwinning volstrekt noodzakelijk is. Hij vergenoegt zich met de grondtrekken der wetenschap, en vult de leemten aan door ondervinding, lektuur en natuurlijke scherpzinnigheid. Geld verdienen is bij hem hoofdzaak, en daarop brengt hij ook alles te huis. Wijsgeerte laat hij aan den Predikant - poëzij aan de vrouwen over, en, zoo een hunner aan deze vakken zich vergaapt, kan hij, ten zij hij genoegzame middelen van zichzelven bezitte, staat maken van honger te sterven.
In het huiselijke leven gedraagt zich de Amerikaan zeer koel en droog. De vrouw noemt haren man niet anders dan master, de man zijne vrouw mistress en zijne dochter miss, en hij bejegent zijne vrouw en kinderen niet veel vertrouwelijker dan bekenden, ja vreemden. Deze formaliteit heeft iets zonderlings, en schijnt met de Republikeinsche vrijheid niet wel overeen te brengen; maar, in den grond beschouwd, is dezelve noodzakelijk, dewijl zonder deze soort van wederhouding de gelijkheid in plompheid zou ontaarden.