| |
Brief van N.N. aan N.N., lid van het plaatselijk bestuur te N., over het vergelijkend examen van onderwijzers.
(Vervolg en slot van bl. 508.)
Ik heb dan, geachte vriend u twee gehoudene examina beschreven, en er hier en daar een wenk tusschen gevoegd, u mijne meening over een en ander kenbaar makende; laat mij nu u kortelijk nog eenige gedachten over de beste wijze, om den geschiktsten persoon voor uwen vacanten Onderwijzerspost te verkrijgen, opgeven.
Wanneer uw Onderwijzer vertrokken is, maakt gij bekend in de Bijdragen van het Schoolwezen en in de Courant uwer Provincie, dat die post bij u vacant is, met zuivere vermelding van de voordeelen, welke er aan verbonden zijn, en niet, zoo als somtijds gebeurt, bij vergrooting, om daardoor des te meer Sollicitanten te lokken, van welke hij, die beroepen wordt, zich niet zelden meer vermindert dan vermeerdert in inkomen; en vooral niet, zoo als ik u van *** verhaald heb, om den
| |
| |
beroepenen Sollicitant voor eenen tijd van een gedeelte van zijn traktement te berooven. In die oproeping bepaalt gij natuurlijk, binnen welken tijd men zich moet aangeven, en geeft er tevens bij op, dat de dag der examinatie nader bekend zal gemaakt worden. Als de tijd van aangeven verloopen is, weet gij dus, uit welke Onderwijzers eene keus moet gedaan worden. Vóór dat nu het examen gehouden wordt, gaat gij de scholen der Sollicitanten bezoeken. Gij wint, als onbekenden, in de naburige plaatsen, en in onderscheidene herbergen, van de woonplaats des Sollicitants, berigten in, ten opzigte van zijn dagelijksch gedrag, omgang met menschen en kinderen, enz. enz. Gij beziet, door behulp van den Sollicitant, de kerk en school; hierdoor komt gij met hem in kennis, woont zijn onderwijs bij, laat hem daar stil werken, maar geeft intusschen onbemerkt naauwkeurig acht, hoe hier alles in zijn werk gaat. Als goede kenteekens zoude ik u opgeven, dat de kinderen beleefd, bescheiden, zindelijk en spraakzaam zijn; dat zij oplettend hooren en zien, en niet verstrooid in gedachten zitten, als de Onderwijzer met hen spreekt; vooral ook, of hij, meer den pligt van minzaamheid omtrent onbekende personen, dan dien ten opzigte zijner leerlingen, tracht te vervullen; of alles gedwongene fraaijigheid is, dan of alles natuurlijk geschiedt, enz. enz. Van zulk een onderhandsch onderzoek houdt gij aanteekening; en, na op die wijze de scholen der Sollicitanten te hebben bezocht, en wegens hen de noodige berigten te hebben ingewonnen, kunt gij nu vooreerst uw werk staken en het examen afwachten. Wat den tijd, aan hetzelve te besteden, betreft, die is van 9 des morgens tot 9 des avonds, met behoorlijke tusschenpoozing voor verversching, lang genoeg. En in die tijdvakken van rust zal uwe menschenkennis u ongedwongene, vrolijke spraakzaamheid van stille achterhoudendheid, eerlijke opregtheid en gulle openhartigheid van laffe en de menschheid onteerende
valschheid en vleijerij doen onderscheiden. Gij bezit muller's veel hoofden veel zinnen immers, en ik ken uwe bedrevenheid hierin. Wat verder de werkzaamheden betreft, welke er verrigt zullen worden, dit komt mij voor eenig en alleen af te hangen van den Schoolopziener; verkiest die b.v. schriftelijk de vragen te doen en te laten beantwoorden, dan kunt gij zulks niet mondeling eischen, en daarom stel ik somtijds zeer weinig prijs op zulk een examen, waar het misschien wel eens ge- | |
| |
beurd is, dat een kruipende vleijer en verklikker zijner ambtsbroederen boven aan op het proces - verbaal kwam te staan; terwijl de man, die rondborstig en eerlijk handelde, beneden zijne waarde behandeld werd. Hoe het examen ook moge gehouden worden, gij neemt ieder eene tabel; hierop plaatst gij de namen der Onderwijzers onder elkander; hun getrokken nommer voegt gij daar naast, en hier achter zet gij nu, naar bevind van zaken, de woorden best, zeer goed, goed, matig en flecht. Dit moet ieder lid van het Kiescollegie doen, ten minste drie. Deze drie of meer tabellen worden tot ééne gemaakt, en vervolgens tegen die van den Schoolopziener vergeleken. Is dit nu in orde, dan komt weder het verslag wegens de bezochte scholen in aanmerking; terwijl ten laatste hieruit het besluit wordt opgemaakt, wien van de Sollicitanten men beroepen zal.
Ingeval ik straks mogt gedwaald hebben, door te stellen, dat de Schoolopziener alleen de werkzaamheden zoo kan inrigten als hij verkiest, en dat integendeel het Kiescollegie hierin ook geraadpleegd moet worden, of dat de Schoolopziener van uw District, wien ik de eer niet heb te kennen, een eerlijk en regtschapen man is, gelijk ik ten minste velen ken, die zich door geene heerschzucht laat verblinden, of tegen rondborstige eerlijkheid en vrijmoedigheid vooringenomen is, en gij en de overige leden van het Kiescollegie met den Schoolopziener de werkzaamheden, als ook de wijze, hoe zij uitgevoerd zullen worden, regelt, dan zal ik u mijn gevoelen, hoe ik het examen zoude inrigten, mededeelen.
De publieke werkzaamheden liet ik eerst verrigten; ieder Sollicitant leest eenige verzen uit den Bijbel, zingt een vers van een Psalm of Gezang alleen, een met de Gemeente, en, zoo er een orgel bestaat, gelijk bij u het geval is, zoo liet ik ieder een Psalm of Gezang spelen; en daarmede achtte ik deze werkzaamheden voor geëindigd, en hield rust van een uur. Vervolgens zoude ik den Sollicitanten iets opgeven om te verbeteren en kunstmatig te schrijven; vervolgens het verbeterde taal- en redeneerkundig, gelijk men het noemt, te ontleden; hierbij zoude ik eenige rekenkundige voorstellen voegen, maar, zoo als ik reeds aangemerkt heb, ieder' Sollicitant terstond al de voorstellen geven; dan kan ieder zijne krachten beproeven, en zoo veel oplossen als zijne vermogens toelaten. Na het eindigen van deze dingen, zoude ik rekenen, dat het ongeveer half twee was; en nu, dunkt
| |
| |
mij, moest er eene rust wezen, ten einde om drie ure of half vier weder te beginnen. Hierbij merk ik aan, dat, in deze schrijf- en reken - werkzaamheden, de Sollicitanten niet alleen geen overlast hebben van de ingezetenen der plaats, want die vooronderstel ik, dat allen naar huis zijn gegaan, maar dat ook het Kiescollegie en de Schoolopziener in dezen op eene afgezonderde plaats, asgescheiden van de Sollicitanten, zich bevinden; terwijl deze genoegzame ruimte hebben, om afzonderlijk ieder alleen op zichzelven te kunnen werken. Hierbij komt het mij verder voor, dat het Kiescollegie de les moest opgeven, welke de Schoolopziener den Sollicitanten dan konde dicteren met die fouten er in, welke hij geschikt oordeelde; dat wijders het Collegie een drie- of viertal wiskundige voorstellen had, welke mede door de Sollicitanten opgelost moesten worden. Op deze wijze zult gij niet zoo ligt gefopt kunnen worden door een' heerschzuchtigen Schoolopziener, daar integendeel de regtschapene, eerlijke man u zulks niet kwalijk zal nemen, maar veeleer zich zal verblijden, dat het u niet onverschillig is, onder welk opzigt uwe kinderen komen.
Wij zijn nu gekomen tot de theorie van Taal- en Rekenkunde, alsmede Aardrijkskunde, Vaderlandsche, Bijbelsche en Algemeene Geschiedenis, Natuurlijke Historie, Natuurkunde, Godsdienst en Zedekunde, Opvoed- en Onderwijskunde. Daar het nu van zelve uit de akten der Sollicitanten blijkt, dat zij allen, volgens hunnen rang, genoegzame kunde in die vakken bezitten, zoude ik van oordeel zijn, hen daarin niet te ondervragen. Het is waar, de een kan meer in die vakken bedreven zijn dan de ander; maar zij weten toch allen veel meer, dan kinderen op hun 13de jaar misschien ooit kunnen leeren. In deze vakken komt het, mijns bedunkens, er maar op aan, of een Onderwijzer geschiktheid heeft om die wetenschappen aan kinderen mede te deelen, of hij eene goede wijze van leeren heeft, en of hij met verstand en oordeel uit den rijkdom van iedere wetenschap voor elke klasse van kinderen weet te kiezen. Wat toch zoudt gij zeggen van eenen Onderwijzer, die zeer goed de Aardrijkskunde kent, en echter in de school de 1ste klasse onderwijst op de wereldkaart, en de 3de klasse de woonplaats leert? Wat helpt alle geleerdheid eenen Geleerde, Predikant, boer, of wie het ook zij, indien men niet met oordeel en verstand doelmatig in zijn vak kan werkzaam zijn?
| |
| |
Wanneer ik van 4 ure des namiddags tot des avonds 9 ure zoude examineren, dan ondervroeg ik de Sollicitanten, wat zij iedere klasse van schoolkinderen van eene wetenschap, b.v. Taalkunde, leerden, en hoe zij kinderen daarin onderwijs gaven: hier komt het, mijns bedunkens, toch maar op aan. Ook liet ik mij, als kind, door de Sollicitanten bij beurten onderwijzen, b.v. in het rekenen, taal of dergelijke. Mij dunkt in zulk een praktisch onderzoek kan ook zoo veel bedrog niet plaats hebben, als in een geleerd examen over kruistogten, oude Noorsche volken en wat niet al meer. Wanneer gij nu nevens den Schoolopziener mede aanteekening houdt, en deze aanteekeningen naauwkeurig vergelijkt tegen die, welke gij bij het bezoeken van scholen gemaakt hebt, dan zult gij zeer gemakkelijk kunnen ontdekken, of de Sollicitanten u ook iets vertellen, waarvan zij in de school niets uitvoeren; ten minste zult gij dit met weinig moeite kunnen doen, wanneer het examen gehouden wordt gelijk ik zoo even heb aangewezen.
Ziedaar, lieve vriend! voor zoo verre mijne vermogens dit toelieten, aan uw verlangen voldaan. Kunt gij voor uwe plaats, of kunnen anderen er nut van hebben, dan is mijne moeite rijkelijk beloond: waarheidsmin bestuurde mijne pen, en het heil der menschheid was mijn doel; terwijl ik van ganscher harte wensch, dat het u gelukken moge, eenen Onderwijzer te kiezen, die door zijn gedrag een voorbeeld van navolging, en door een verstandig, oordeelkundig en doelmatig onderwijs, vooral ook door eene echt godsdienstige en zedelijke opvoeding, uwe kinderen tracht te vormen tot nuttige wereldburgers en zalige Hemelbewoners. |
|