Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijG.H. van Senden aan S. Muller.Hoogeerwaardig, hooggeleerd Heer!
Wanneer ik nog eenmaal de pen opvat, om UHE. met betrekking tot ons overbekend geschil een paar letteren te schrijven, dan zult Gij wel reeds bij voorraad gelooven willen, dat ik daarmede niets minder bedoel, dan de teekening van den vrede ook maar één oogenblik te vertragen. Trouwens zoo gaarne ik voor eene groote en heilige zaak in het strijdperk treed, zoo ongaarne voer ik duellen. Als zoodanig hebt Gij mij reeds kennen geleerd. Wat het publiek toch niet weet, dat weet UHEerw., dat ik namelijk van mijne zijde pogingen gedaan heb, om, vóór de zaak in de wereld kwam, haar in der minne te schikken; en U is even wèl bekend, dat naderhand, toen UHEerw. mij door Uwen beslissenden stap tot eene regtvaardige noodweer gedwongen heeft, ik middelen aan de hand gegeven heb, om met het fortiter in re, het suaviter in modo te vereenigen; niet om mijnentmaar om Uwentwil. Thans, nu ik in Uwen brief van d. 26 Julij weder een waarschuwend voorbeeld zie, hoe ligt een dergelijke twist in eenen pennestrijd, vol van beleedigende persoonlijkheden, ontaardt en hoe weinig men zijne driften meester blijft, zal ik ten derden male een offer op het altaar des vredes brengen. Ik wil de verleidelijke verzoeking om UHEerw. voet voor voet te wederleggen, weerstand bieden; het ten dien einde neergestel- | |
[pagina 589]
| |
de, doorhalen, en liever mijn opgewonden gevoel onderdrukken, dan mij aan het gevaar bloot stellen, om met UHEerw. op dezelfde klip te stranden. Imperare sibi, maximum imperium est! Nog één woord. UHEerw. heeft, ik weet niet hoe, uit mijnen brief afgeleid, dat de Hoogleeraar heringa de steller is der beoordeeling van hesselink's woordenboek en de aanmerkingen daarop, in de Theol. Bibl. IIde Deel, blz. 509 en IX Deel, blz. 1-30. Dit heb ik nergens gezegd en ik weet, dat de waardige man aan deze belangrijke stukken, part noch deel heeft.Ga naar voetnoot(*) Met den wensch, dat de echte verdraagzaamheid, binnen het heilige haar gestelde perk, de liefde naast de waarheid in zusterlijke vereeniging doe groenen en bloeijen, heb ik de eer mij te noemen,
Hoogeerwaardig, hooggeleerd Heer!
Uwen medebroeder in J.C. den Zone Gods.
g.h. van senden. Middelbert, d. 25 Aug. 1828. |
|