Fragment van lord Byron.
- Ik heb mij, in de laatste negen jaren, vergeleken gezien, in het Engelsch, in het Fransch, in het Italiaansch en in het Portugeesch, met rousseau, met göthe, met young, met aretinus, met timon van Athene, met eene albasten, van binnen verlichte vaas, met satan, met shakespeare, met napoleon, met tiberius, met eschylus, met sophocles, met euripides, met Arlequin, met Pierrot, met sterne, met hopkins, met eene Fantasmagorie, met hendrik VIII, met chenier, met mirabeau, met den jongen dallas, die zich nog op het Collegie bevindt, met michel-angelo, met raphaël, met een' Engelschen Saletjonker, met diogenes, met childe-harold, met milton, met pope, met dryden, met burns, met savage, met churchill, met den Acteur kean, met alfieri vooral, enz. Hij,die de stof heeft geleverd tot zoo vele tegenstrijdige vergelijkingen, moet noodwendig op eenig ding gelijken. Mijne moeder, vóór dat ik twintig jaren telde, wilde volstrekt, dat ik op rousseau zou gelijken, en Mevrouw van staël maakte dezelfde vergelijking, in 1813. Het Edim-