hebben wij, als 't ware, eene schuislade voor elk der groote menschelijke hartstogten, alsmede voor de voornaamste verschijnselen van hemel en aarde. Die der Mythologie is de grootste, die der Natuur de kleinste. De kunst bestaat alleen daarin, ten regten tijde den vinger op den regten toets te plaatsen, of, met andere woorden, den juisten greep te doen. Wij stellen onze eerzucht niet in oorspronkelijkheid, in natuurlijkheid, of zelfs in smaak; wij zijn dichters in den trant der makers van eindrijmen en der Logogryphen- en Charaden - fabrikanten.’
De zucht, om te improviseren, heeft het talent van meer dan éénen dichter voor altijd bedorven. Men gaf een' dezer goochelaars in de dichtkunst, naar willekeur, een zestal onderwerpen op, en hij improviseerde achtervolgens eeu vers over elk derzelven; zoodat het zevende vers den tweeden regel des gedichts over het eerste onderwerp, het achtste den tweeden des gedichts over het tweede onderwerp leverde, enz. Zes schrijvers teekenden achtervolgens elk zesde vers der lange tirade zonder zamenhang op, en hadden alzoo, in het einde, zes onderscheidene gedichten geschreven, wier zin inderdaad zeer middelmatig, maar toch wel zamenhangend en regelmatig was. Wanneer philidor verscheidene schaakpartijen te gelijk op tafels, achter zijnen rug geplaatst, uitspeelde en die alle won, antwoordde hij hun, die hem deswege hunne verbazing betuigden, dat hij de spellen in zijn hoofd geordend zag. De Improvisator van zes gelijktijdige gedichten zag dezelve desgelijks; en de kracht van zijn geheugen was zoo groot, dat hij op dezelfde wijze alle gemeenplaatsen, welke hij konde behoeven, als in rij en gelid aanschouwde, en dezelve werktuigelijk uit hare bijzondere schuifladen trok, gelijk een praktizijn uit zijne registers het aktenstuk, hetwelk hij benoodigd is, onmiddellijk uit tienduizend vinden kan. Behoeft de klavierspeler wel een enkel oogenblik naar den toets te zoeken, waarop hij den vinger heeft te zetten; ziet hij er naar, of denkt hij er zelfs een oogenblik aan? En gij, die spreekt, denkt gij daarbij aan de regels der spraakkunst? Uwe wetenschap is die der gewoonte, en alzoo is het ook met die des Improvisators gelegen.