Uitwaseming der slangen.
(Brandes, Arch. des Apothek. Vereins. Bd. XXII. Heft 1. 1827. S. 82, 83.)
Dr pavall vond, in eene streek van Virginië, onder een' grooten steen, ongeveer honderd stuks der gevaarlijke ratelslangen. In minder dan vijf minuten werd hij en zijn geleider door den verdoovenden en stinkenden reuk zoo ongesteld, dat zij elkander slechts met moeite het gevaar konden mededeelen, waarin zij zich bevonden. Zij begonnen te braken, vielen bijkans in onmagt, en konden zich, met alle inspanning, slechts ter naauwernood uit het bereik van de uitwaseming der slangen verwijderen. De betooverende kracht, welke men wel eens aan de ratelslang toeschrijft, schijnt dan in den schadelijken dampkring gelegen te zijn, welken zij, door de uitwaseming uit de huid of uit den mond, rondom zich verspreidt, en die haar het bemagtigen van hare proof gemakkelijker maakt.