Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKaraktertrekken der Turken.Ofschoon het waar zij, dat het karakter der Turken, gelijk dat van elk ander volk, zijne achtingwaardige zijde heeft, moet men echter bekennen, dat hetzelve in het algemeen niet zwart genoeg kan afgeschilderd worden. De Turk is wreed uit neiging, dweepachtig en bijgeloovig uit onwetendheid, ruw en stout uit verwaandheid. Aan buitensporigheden geeft hij zich over met blinde woede, en vindt genoegen in trage werkeloosheid. Toonen gedurige teregtstel- | |
[pagina 440]
| |
lingen de wreedheid der magthebbenden, zoo bewijst de wilde, luidruchtige vreugde, waarmede het volk dezelve aanschouwt, en zich aan de snoeren van ooren, aan de poort van het Serail, verlustigt, dat wreedheid niet enkel het gevolg van misbruik der magt, maar karaktertrek is. Dweepzucht verblindt de Turken; zij houden zichzelven voor de eenige uitverkorenen, hierin overeenkomende met onze dusgenaamde vromen. De Turksche vrouwen inzonderheid verfoeijen ons, en voeden hare kinderen op in haat tegen de Christenen, welke zij hun als vervloekten, als honden, afschilderen. Dikwijls werd ik in de voorsteden door kinderen en gemeene wijven niet alleen beschimpt, maar ook met steenen geworpen. Vóór ruim twintig jaren had iemand uit het gevolg van den Russischen Gezant, verlof bekomen hebbende tot het bezoeken der Sophia-moskee, de onvoorzigtigheid, op den grond te spuwen; dit wordt bij de Muzelmannen voor den grootsten hoon, der Godheid aangedaan, gehouden: de nieuwsgierige Russen werden aangevallen, en eenigen hunner zwaar gewond. Het Turksche bijgeloof gaat bijkans alle verbeelding te boven. Ik ken personen, die ten gevolge van ongerijmde voorspellingen zich geheel ongelukkig gevoelen. De Dingsdag wordt algemeen voor een' dag van kwade voorteekenen en van onheil gehouden. Blindelings onderwerpen zij zich aan het Noodlot, en het woord Kismet, waardoor zij het aanduiden, hebben zij gedurig in den mond. Zij danken het Kismet voor het goede, dat hun ten deel valt, en troosten zich daarmede bij elk ongeluk. Vrienden en nabestaanden eens pestzieken gaan zonder eenige behoedzaamheid met denzelven om, en, zoo zij door besmetting aangedaan worden, schrijft men het niet aan onvoorzigtigheid, maar aan het Kismet toe. Hun Godsdienst verbiedt hun uitdrukkelijk het bouwen van steenen huizen. Zij merken dit aan als een trotseren van het Noodlot, en wanen, dat hun deswege erge onheilen zouden treffen. Ziet iemand zijn huis ter prooije der vlammen, zoo roept hij: Alles wel, zoo maar de Profeet tevreden zij! De Christenen in Konstantinopel moeten daartoe eenen firman hebben, zoo zij van steen willen bouwen. Steenen huizen zijn den Turken eene ergernis, daar zij dezelve aanmerken als zoo vele vestingen, vanwaar wij eenmaal op hen zouden kunnen aanvallen. Geen volk heeft minder reden, om trotsch te zijn, dan de Turken, en evenwel is er geen hoogmoediger, of dat in blinden waan zich meer aanmatigt. Zij verachten | |
[pagina 441]
| |
andere volken op eene verregaande wijze; en de groote Heer noemde zich van ouds Uitdeeler van de kroonen der Vorsten. Zoo zeide eens een Turk, toen Rusland wegens Moldavië en Wallachije mahmud bestormde met Nota's, op zeer stouten toon tot mij: ‘Wij weten wel, waarom nikolaas muiten wil tegen den Sultan: mahmud heeft hem nog niet veroorloofd, de kroon te dragen.’ Den sterksten afkeer hebben zij van de Russen; doch ook de Engelschen staan bij hen niet zeer in gunst. - Luiheid en stompheid zijn de gevolgen hunner onverzadelijke neiging tot losbandigheid. Niets gaat bij hen den wellust te boven, den ganschen dag, met de pijp in den mond, op de divan te liggen, en daarbij een' rozekrans door de handen te laten gaanGa naar voetnoot(*). De Turken hebben, ofschoon hunne deugden op verre na tegen hunne ondeugden niet kunnen opwegen, nogtans ook goede eigenschappen. Eene der voornaamste is strenge eerlijkheid. Zoo menigvuldig schelmen en dieven elders in Europa zijn, zoo zeldzaam worden die in Turkije gevonden; men kan horologie of beurs overal laten liggen, en is zeker, het zijne weder te krijgen. Zij zijn gastvrij en weldadig, gelijk de Arabieren. Dit schijnt wel bezwaarlijk met hunne wreedheid overeen te brengen; maar hun Godsdienst beveelt hun zoodanige deugden. Hun eerbied voor den Gebieder, hunne achting voor den Mufti, voor de Derwischen en Imams kent geene grenzen. De hebzucht zou in Turkije geenszins zoo groot zijn, lieten de magthebbenden in elken stand zich niet door dezelve beheerschen. Eerzucht plaagt de Turken slechts zelden; zij weten bij ondervinding, dat alleen dàn iemand mag hopen, veilig voor zwaard en verbeurdverklaring te zullen blijven, wanneer hij onopgemerkt en als in het donkere zijn leven doorbrengt. |
|