Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 405]
| |
de Jezuiten als in een middelpunt vergaderen, om met allerlei listen en aanslagen zich bezig te houden. Men behandelde daar staatsaangelegenheden en voorzeide toekomstige rampen. Een dier Paters, eensklaps als vervuld door Goddelijke aanblazing, kondigde, (ik herinner het mij nog zeer duidelijk) midden in een zoo zonderling gesprek, als men naauwelijks zich verbeelden kan, op eene stellige wijze aan, dat eene schitterende ster weldra zou vallen. Hij sprak in den stijl der Profeten, en wilde blijkbaar zijne woorden als eene voorzegging aangemerkt hebben. Gelukkig bevond zich daar iemand van het Genootschap, die eene poging deed, om natuurlijk te verklaren, hetgene de Hemel aan deszelfs dienaar had medegedeeld. Ik begreep hem, en zal het nooit vergeten. Niets heeft mij ooit zoo zeer getroffen, daar ik weinige dagen later vernam, welke soort van ster was gevallen. Pater de v... verzekerde, dat een boer, als profeet, aan den Koning van Frankrijk voorzegd had, dat, indien hij de buitensporige vastenavondsvermakelijkheden niet afschafte, de schouwburgen niet afbreken liet, en het openen der winkels op zon- en feestdagen niet verbood, hem een groot ongeluk zou overkomen in den schouwburg, op eenen Zondag, en in de vastenavondsfeesten. De Pater voegde er bij, dat de gebeurteuis niet verre af was, en dat men weldra den dood van een vorstelijk persoon zou vernemen. - Ook dit is waar, dat men den wonderlijken moord bijna op hetzelfde tijdstip wist in de Collegiën der Jezuiten, als dezelve geschiedde te Parijs; en men heeft mij verzekerd, dat in het Departement der Beneden-Alpen een van de profeten des Genootschaps, Pater c..., dien stellig aan zijne hoorders bekend maakte. Het verdient bovenal opmerking, dat men, ten jare 1818, te Mont-Rouge allerlei gebeurtenissen voorzeide, welke vervolgens, tot mijne groote verbazing, juist zoo hebben plaats gehad. In de scholen heeft men getwist, of er eigenlijke voorzeggingen zijn kunnen; doch er is nooit aan getwijfeld, of er valsche profeten zijn. Maar gelooft de voorspellingen der Jezuiten, op gelijke wijze, als gij den Oude van het Gebergte geloofd zoudt hebben, zoo hij u den dood van eenigen Vorst had voorzegd. Men behoort wel geloof te slaan aan zoodanige profeten; doch men moet hen bidden, dat zij ons geene voorzeggingen doen. Ik weet, dat een van 's Konings Ministers, alsmede de par- | |
[pagina 406]
| |
tij der Liberalen, beschuldigd werden met den moord des Hertogs van berry, door eenen man, die alwat hij moest zeggen in de Kamer der Afgevaardigden opdeed te Mont-Rouge, waar hij toen het middagmaal had gehouden met zekeren Bisschop, die, later, met zoo veel huichelarije, verklaarde, dat hij van het bestaan der Jezuiten geene kennis droeg. Ik voor mij ben ten volle overtuigd, dat en de aangeduide Minister en de Liberalen onschuldig zijn; en ik houd de Jezuiten voor de bewerkers van den moord des Hertogs van berry. |
|