Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 305]
| |
gen hebbende, heeft onlangs, in het openbaar, proeven van zijne bekwaamheid in het rekenen afgelegd. Ziehier een voorbeeld van een door hem opgelost vraagstuk, en zijne opgave van de onderscheidene middelen, langs welke men tot dezelfde oplossing kan geraken: Hoeveel maken 32,000 maal 7½ stuivers (pence)? Na, verloop van slechts ééne minuut, antwoordde het kind: ‘1000 pond sterl.;’ en daarop ondervraagd zijnde nopens de wijze, waarop hij dit zoo vaardig wist uit te rekenen, zeide hij: ‘32,000 stuivers maken 133 pond st. 6 schell. 8 d.; 7½ maal 100 pond st. maken 750 pond st.; 7½ maal 33 pond st. 6 sch. 8 d. maken 250 pond st.; en 750 pond en 250 pond maken 1000 pond st.’ Daarop liet hij volgen: ‘Ik kan diezelfde som op tien of twaalf onderscheidene wijzen uitrekenen;’ en hij scheen bijzonder in zijn' schik, dat men hem de verklaring vroeg van zoo vele onderscheidene wijzen, om tot dezelfde oplossing te geraken. Hij gaf dan achtervolgens, en zonder een oogenblik te aarzelen, die twaalf onderscheidene wijzen op. Men heeft drie van dezelve opgeteekend. Tweede wijze: 32,000 oordjes (farthings) maken 33 pond st. 6 sch. 8 d., en 30 maal 33 pond st. 6 sch. 8 d. maken 1000 pond st. Derde wijze: 30 maal 32,000 oordjes maken 960,000 oordjes, en een pond st. heeft 960 oordjes; dus maken 960,000 oordjes 1000 pond st. Vierde wijze: 32,000 maal 7½ stuivers maken 240,000 stuivers, en 240 stuivers maken een pond st.; 240,000 stuivers maken 1000 pond st. Voorts loste hetzelfde kind, met dezelfde vaardigheid, onder anderen nog het volgende vraagstuk voor de vuist op. Hem werd opgegeven de som van 99 pond st. 19 sch. 11¾ d. met zichzelve te vermenigvuldigen. Hij zeide, dat, wanneer men 100 met 100 vermenigvuldigde, en men van het product 99 oordjes aftrok, de uitkomst zou zijn 9,999 pond st. 17 sch. 11¾ d. Men deed hem opmerken, dat bij anderen, die zich met hetzelfde vraagstuk hadden bezig gehouden, de uitkomst eene eenigzins verschillende som had opgeleverd, namelijk 9,999 pond st. 15 sch. 10 d. ‘Ja,’ zeide hij, ‘dat maakt een verschil van 100 oordjes uit; maar die berekening is niet naauwkeurig.’ Het is bij dit kind vooral opmerkelijk, dat, wanneer het bezig is met het oplossen der opgegevene vraagstukken, zijne aandacht niet afgetrokken wordt van de voorwerpen, die het omringen, noch van de gesprekken, die in deszelfs tegenwoordigheid gevoerd worden; men zou zelfs, integendeel, | |
[pagina 306]
| |
schier gelooven, dat het zijne berekeningen met des te meerder gemak verrigt, hoe meer schijnbare afleiding het heeft. Men heeft van zijnen vader vernomen, dat het nu bijna een jaar geleden is, sinds het de eerste blijken gaf van de zeldzame gave, die het bezit, en dat zijne ouders het eerst zijne vaardigheid in de rekenkunde opmerkten, bij gelegenheid, dat hij hun eens vol blijdschap verhaalde, dat hij tot duizend, en, kort daarna, dat hij tot een millioen konde tellen. Toen hij naauwelijks vijf jaren oud was, werd hij somtijds door zijne moeder met de eene of andere huishoudelijke boodschap belast, waarbij het rekenen te pas kwam, en men merkte op, dat hij, bij die gelegenheden, zich nooit in het rekenen vergiste, terwijl hij dikwijls misslagen van dien aard bij zijne moeder opmerkte. Ziedaar alles, wat men heeft kunnen vernemen nopens de wijze, waarop deze buitengewone gave zich bij hem ontwikkelde; eene gave, welke hem, reeds in zulk een' teederen leeftijd, in staat stelt, om rekenkundige vraagstukken voor niets te achten, die, om derzelver moeijelijkheid, somwijlen mannen van rijpen leeftijd, en eerst door langdurige oefening in hun vak bekwaam geworden, verlegen doen staan. Wat zijn' persoon betreft, hij is voor zijne jaren klein van gestalte, en schijnt van een teeder ligchaamsgestel te zijn. Hij heeft een buigzaam karakter en zeer sprekende gelaatstrekken; zijne manieren verraden veel vlugheid van geest. Men heeft opgemerkt, dat, wanneer zijn geest het meest gespannen is, hij den schijn heeft zich te vermaken, en de kamer op en neder gaat, terwijl hij zijne aandacht op een of ander voorwerp gevestigd houdt, dat geschikt is, om een kind van dien leeftijd belang in te boezemen. Het zal misschien niet overtollig zijn, hierbij te voegen, dat hij eene goede gezondheid geniet, zeer levendig van geest is, en meer slaaps noodig heeft, dan de meeste kinderen van die jaren. Er leeft, in Amerika, een ander kind, 't welk niet minder buitengewoon is; het is de zoon van den Regter clayton, te Athene, in de Vereenigde Staten. Dit kind, tien of elf jaren oud, brengt een opgegeven getal mijlen tot duimen, jaren tot sekonden enz., en maakt deze berekeningen uit het hoofd, en even schielijk, als een geoefend rekenmeester zulks met de pen zoude doen. Onder andere vragen, die hem opgegeven werden, zijn de volgende, die hij met eene bijna ongeloofelijke vlugheid heeft opgelost. Hoe vele dui- | |
[pagina 307]
| |
men zijn er in 1,373,489 mijlen? Hoe vele malen wentelt een rad, hetwelk vijf voet zes duim middellijns heeft, om zijne as, wanneer het eene uitgestrektheid van 90 mijlen doorloopt? Welke is de quadraatwortel van 24,743,682? Het kind vermenigvuldigt, zonder moeite, verscheidene cijsers met een gelijk getal, alleen door de kracht van zijn geheugen; want hij gebruikt daartoe slechts de gewone middelen. Zijne berekeningen zijn volstrekt niet geheimzinnig; hij bedient zich niet van eenige verkorte wijze van rekenen, maar rekent geheel op de gewone wijze. Deze bekwaamheid heeft men bij hem ontdekt omtrent op zijn achtste jaar, en zij heeft zich sedert dien tijd meer en meer ontwikkeld. |
|