Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijCapo d'Istria.Graaf capo d'istria heeft den post van President der Grieksche Regering aangenomen. Men verwacht hem in Parijs, waar hij eenigen tijd zal vertoeven, alvorens zich naar zijn ongelukkig vaderland te begevenGa naar voetnoot(*). Aan | |
[pagina 222]
| |
hetzelve wil hij zijne overige levensjaren en krachten wijden. Reeds vroeger, toen hij in dienst eener vreemde Mogendheid stond, was hij de man, wien Griekenlands belangen ter harte gingen. Een blik op zijnen vorigen levensloop zal voldoende zijn, om zoo wel het vertrouwen zijner landgenooten, als de verwachting der vrienden van dit onderdrukt volk te regtvaardigen. Capo d'istria bevond zich, uit hoofde zijner geboorteplaats, in zoodanige omstandigheden, dat hij niet betrokken werd in de partijschappen, die Europa in onze dagen geschokt hebben. Van een geslacht afstammende, dat sedert de dertiende eeuw in aanzien was op de Iönische eilanden, werd hij te Corfu, ten jare 1776, wel van ouden adel, maar in een aan vreemdelingen onderworpen land geboren. De Venetianen, destijds beheerschers van dit eiland, mistrouwden elken onderdaan, die eenigermate zich onderscheidde. Afkomst, rijkdom en bekwaamheid verwekten argwaan. De jonge capo d'istria, die op de hoogeschool te Padua blijken van ongemeenen aanleg had gegeven, werd door zijnen vader voorgesteld aan een' der voornaamste ambtenaren van het Gemeenebest, die, verbaasd over de schranderheid des jongelings, zich niet wederhouden kon uit te roepen: Pecca ch'el sia Greco!Ga naar voetnoot(*) ‘Jammer, dat hij een Griek is!’ - Dit woord maakte diepen indruk op capo d'istria, en zeide hem, wat de vooroordeelen der geboorte vermogen. Venetië viel. De Grieken hadden geene reden, om dat Gemeenebest in gunstig aandenken te houden, of deszelfs ondergang te betreuren. Door de Venetianen waren zeven eilanden en eenige plaatsen langs de kust, die hun sedert eeuwen toebehoorden, op eene onwaardige wijze beheerscht geworden. In derzelver plaats kwamen de Franschen, in | |
[pagina 223]
| |
1798. De jonge capo d'istria vond er hen, toen hij uit Italië op Corfu terugkeerde. Zij hadden zijnen vader gevangen genomen. Dewijl deze destijds als vijand der meeningen van de zoogenaamde volksgezinde partij bekend stond, werd hij in verzekerde bewaring gehouden. De jonge Graaf was zoo gelukkig, dat hij zijne loslating mogt bewerken. De met de Turken verbondene Russen verdreven, in Sprokkelmaand 1799, de Franschen uit de zeven eilanden, en de bewoners begonnen de hoop te koesteren, dat zij onder een eigen bestuur zouden komen. De vader van den Graaf capo d'istria stond aan het hoofd der afgevaardigden, welke naar Konstantinopel gezonden werden, om deel te nemen aan de onderhandelingen, welke het verdrag van den 20 van Lentemand 1800 ten gevolge hadden, waarbij de, aan de Porte schatpligtige, Republiek de zeven eilanden, onder bescherming van Rusland en Engeland, opgerigt werd. Aan den zoon droeg men de regeling der openbare aangelegenheden van Cefalonia, Ithaka en Santa Maura op. Dit was de aanvang zijner staatkundige loopbaan. Zeven jaren lang, van 1800 tot 1807, was capo d'istria medelid der Regering van het Gemeenebest der zeven eilanden. Hij had den ouderdom van vierentwintig jaren bereikt, toen hij in dienst van den lande trad. Twee jaren later benoemde men hem tot Secretaris van Staat, eerst voor de binnenlandsche zaken, vervolgens voor buitenlandsche aangelegenheden, zeemagt en koophandel. Zijn vaderland heeft aan hem de oprigting van scholen ter vorming van onderwijzers der jeugd, gelijk ook aanmoediging tot het beoefenen der Grieksche taal te danken. In zijn dertigste jaar werd hij aangesteld bij het leger. De zeven eilanden waren al dien tijd vijandig behandeld geworden door ali-Pacha, die, ondersteund door de Franschen, de steden Butrinto, Vonizza en Prevesa bemagtigd had, en in 1807 Santa Maura bedreigde. Capo d'istria werd, als buitengewoon gevolmagtigde der Regering, naar de grenzen gezonden. | |
[pagina 224]
| |
Men stelde de krijgsmagt der zeven eilanden onder zijne bevelen, en gaf hem ook last, om vrijwilligers uit Epirus, Albanië en Morea, welke in dienst van bevriende hoven geweest waren, onder zijne vanen te scharen. In deze school leerden kolokotroni, bozzaris en karaïskaki de krijgskunst, en knoopten tevens met den Graaf verbindtenissen aan, die vervolgens hun vaderland nuttig zouden worden. Het lot der zeven eilanden hing niet van hunne pogingen af, maar werd bij Eylau en Friedland beslist. De vrede van Tilsit onderwierp dezelve aan Frankrijks heerschappij. Capo d'istria trad nu in het ambteloos leven terug, en begaf zich naar zijne landgoederen op Corfu, dewijl zijn vaderland de onafhankelijkheid verloren had. Nogtans wanhoopte hij niet aan de redding van Griekenland, ofschoon het, vaneengescheurd en onderdrukt, aan vreemde overheersching was onderworpen. Hij diende noch de Franschen, meesters van het eiland, waarop hij geboren was, noch de Turken, welke de overige deelen van Griekenland teisterden. Hij gevoelde, dat hij geestvermogens en bekwaamheden bezat, die hij sparen en verder ontwikkelen wilde, om ze eenmaal aan de bevrijding zijner landgenooten te wijden. Nog ééne Mogendheid scheen Griekenland nuttig te kunnen worden - Rusland, waarmede hij in betrekking was geraakt, toen hij zijn vaderland tegen buonaparte verdedigde. Als onderdaan had hij in zijn land jegens niemand pligten langer te vervullen, daar er geene Grieksche Regering meer bestond. De Russische staatsdienaren boden hem, in 1808, eenen post bij het Ministerie van buitenlandsche zaken aan, welken hij aannam. Van 1809 tot 1822 diende capo d'istria Rusland getrouw en op eene eervolle wijze; doch liet intusschen niet na, op het heil van Griekenland bedacht te zijn. In 1822 legde hij met eere zijnen hoogen post neder, toen de hoedanigheden van Russisch staatsdienaar en Grieksch burger niet langer vereenigbaar waren. Terwijl hij in Russischen dienst stond, was hij de eerste drie | |
[pagina 225]
| |
jaren, van 1809 tot 1811, in het Ministerie van buitenlandsche zaken te Petersburg, in 1812 bij het Russisch gezantschap te Weenen, van 1813 tot 1815 eerste ambtenaar der diplomatische Kanselarij in het Russisch hoofdkwartier, van 1816 tot 1822 Staatssecretaris voor de buitenlandsche zaken in het kabinet van Keizer alexander. Door het vertrouwen en de genegenheid des Keizers geroepen, om aan alle onderhandelingen in dien ongelukkigen tijd deel te nemen, kan hij het tegenwoordig stelsel van evenwigt in Europa eenigermate als zijn werk aanmerken; doch bijzonder komt hem de roem toe, de eenige Republiek, die nog in Europa bestaat, begunstigd, ondersteund en bevestigd te hebben. In Slagtmaand van 1813 bewoog hij de Zwitsers, om met de verbondene Mogendheden tegen napoleon gemeene zaak te maken. Sedert werd hij de verdediger van Zwitserland op de Congressen te Weenen, Parijs en Aken. Hij deed moeite, om de partijen te verzoenen, tegenkantingen en botsingen te beletten, en de regten der tweeëntwintig kantons in het nieuwe verbond, dat thans derzelver geluk uitmaakt, te beschermen. De kantons Geneve en Waadland zullen nooit vergeten, wat zij aan hem verschuldigd zijn. Hij is burger van beide deze vrije Staten. Gebruikte intusschen Graaf capo d'istria den grooten invloed, welken hij door zijne bekwaamheden had verkregen, ten voordeele der Zwitsers, wier landgenoot hij door eigene keuze was geworden, nog meer moest het hem ter harte gaan, zijne diensten te betoonen aan Griekenland, waarvoor hij van zijne kindschheid af eene hartelijke genegenheid gevoelde. Zijne weldaden konden vooreerst slechts een zeer klein gedeelte van dat ongelukkig land eenig nut aanbrengen; maar hij wilde ten minste eene betere toekomst voorbereiden. In naam der verbondene Vorsten, gaf hij aan de zeven eilanden weder den naam van Republiek, en legde den grondslag voor eene vrijere staatsinrigting. Daar het niet in zijne magt was, den Grieken inderdaad de onafhankelijkheid te schenken, zoo wilde hij, | |
[pagina 226]
| |
dat zij althans aan den meest vrijen Staat in Europa zouden toebehooren - aan eenen Staat, welke de grootste vorderingen in alle zedelijke en maatschappelijke wetenschappen gemaakt had, en aan de Grieken de nuttigste lessen kon geven. Hij stelde de zeven eilanden onder de bescherming van Engeland, alhoewel hij zelf in geene betrekking met de Engelschen stond, en zich geene gunst van dezelven konde beloven. Toen capo d'istria met den jare 1809 in Ruslands dienst trad, was dit kabinet liberale beginselen toegedaan; en deze beginselen, die den regtschapen man belang in de vorderingen der gansche menschheid doen stellen, zijn een Vaderland voor hem, die geen ander heeft. Zelf getrouw aan deze beginselen, gevoelde capo d'istria, dat niet zijne verhooging, maar het heil der menschelijke maatschappij het doel zijner loopbaan was. In 1822 werd het Russische hof tot het Oostenrijksch stelsel overgehaald - een stelsel, dat men ook op de aangelegenheden van de Levant en van Griekenland toepaste. De Graaf legde zijnen post neder, en begaf zich naar Geneve. Hij leefde daar zeer afgezonderd, en stelde zich eene strenge spaarzaamheid ten pligt, met het edele oogmerk, om, bij een niet aanzienlijk vermogen, zich de middelen te verschaffen, om Griekenlands verschrikkelijk lijden te verzachten. Sedert zijn verblijf aldaar verleende hij aan alle Grieksche vlugtelingen bijstand, en gaf tot alle voor de Grieken gedane geldverzamelingen zoo milde bijdragen, dat men naauwelijks kon begrijpen, hoe hij in staat ware, zoodanige uitgaven goed te maken, daar hij ten zelfden tijde jonge Grieken bij den Heer van fellenberg op Hofwijl, als ook te Jena, Göttingen en Padua, liet opvoedenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 227]
| |
De dringende nood zijner oude landgenooten heeft hem uit zijne wijkplaats opgeroepen. Andermaal betreedt hij thans de door hem verlatene loopbaan, om allen invloed, dien hij nog bezit, te hunnen beste aan te wenden. De dankbare Grieken hebben hunne belangen en hun lot in zijne handen gesteld. Zij vestigen hunne hoop op die wijsheid en gematigdheid, welke hem de genegenheid der Vorsten, tot welke hij naderde, der staatsdienaren, met welke hij onderhandelen moest, en der volken, voor wier geluk hij steeds werkzaam was, verworven hebben. |
|