't geen men anders wel omtrent zoodanig iemand gewoon is op te merken. In de voorzeide Verhandeling is daarvan niet opzettelijk gemeld; in het Kort Verhael van d' eerste Schipvaert, getogen uyt het Journael van gerrit de veer, leest men: ‘Op 't schip van Amsterdam is stuurman geweest willem barentz van der Schellingh, borger derzelver stadt, bij hem hebbende een Schellinger visschersjacht;’ en in de voorgemelde Verhandeling, gelijk mede bevorens in die van Prossssor moll, over eenige vroegere zeetogten der Nederlanders, wordt hij ‘willem barentz van Ter Schelling’ genoemd. Men zou mitsdien daaruit opmaken, dat hij, schoon naderhand burger der stad Amsterdam, geboren was op het eiland Ter Schelling; doch zulks wordt wedersproken door het getuigenis van jacobus revius (in Daventria illustrata, pag. 537); hetgeen door 's mans gezag alléén geloof zou verdienen, maar ook wordt ondersteund door de betrekking, die hij te kennen geeft op hem gehad te hebben. ‘Bernardus Heyingius Daventriensis avunculus meus,’ (zegt hij) ‘qui, cum prima Hollandorum classe Indias orientales petierat, in reditu navi, cui a Mauritio nomen erat, praefectus, subitanea morte obiit,’ voorts in zijnen lof uitweidende; - zoo vindt men dan ook in de Korte Chronyke der stadt Deventer, door a. moonen, (1714) bl. 140: ‘Anno 1595. 26 Julij is Barent Heink van Deventer, Kapitein op het schip Mauritius, die met de eerste schepen uit Hollant naer Oostindië was gevaeren, in de
herwaertskomste overleden.’ - Hoe zeer nu beiden zich in den naam van het schip vergissen, en hem niet willem barentz noemen, schijnt het toch buiten bedenking, dat zij geenen anderen bedoeld hebben, en hij zoude dus niet van Ter Schelling, maar van Deventer askomstig zijn; en dat die stad te dier tijd een zoo bekwaam en moedig zeeman heeft voortgebragt, zal niet bevreemden, wanneer men mag gelooven, 't geen in de Beschrijving van Deventer, door g. sylvanus, achter voorzeide Chronyke geplaatst, (bl. 18) op of omtrent het jaar 1580 verhaald wordt, dat het voornaam bedrijf van de burgers van Deventer was de koophandel, dien zij wijd en zijd, in allerhande waren, ook naar Bergen en verder in Noorwegen, voortzetteden.
De andere opmerking betreft cornelis matelief, den Jongen. Ook hij is genoeg bekend. In de meergenoemde