Mevrouw de meuron wolf zag voorbij het venster harer eetzaal eene menigte vliegende voorwerpen zweven, waarop zij in het eerst geen acht sloeg; maar, daar de voortduring van het verschijnsel ten laatste hare nieuwsgierigheid opwekte, verzocht zij, hare bijziendheid mistrouwende, haren zoon, eens te gaan zien, wat dat toch ware. Deze ging naar buiten, en riep terstond de gansche familie bijeen, om eene tallooze menigte vlinders gade te slaan, die den tuin met de grootste snelheid doortrokken. Het leverde eene inderdaad even fraaije als zeldzame vertooning op. De vlinders waren alle van eene en dezelfde schoone soort, en wel die de Franschen noemen Belle-dame. Allen volgden zij dezelfde rigting, van het zuiden naar het noorden. Ondanks de tegenwoordigheid van menschen, weken zij noch ter linkernoch ter regterzijde af, en vlogen digt aaneen; en het was niet mogelijk, het begin of het einde te zien van dit weerloos heerleger. De togt duurde meer dan twee uren, zonder eenige tusschenpoozing; en waarschijnlijk had dezelve reeds eenigen tijd geduurd, vóór dat zulks de aandacht van Mevrouw wolf trok. De kolom had van 10 tot 15 voet breedte; dezelve hield zich uiet bij de bloemen op, en hare vlugt was laag, snel en gelijk. De zaak is te opmerkelijker, wijl dit eene soort van vlinders is, welker rupsen, ten minste in onze streken, niet gezellig leven, en zelfs zich afzonderen zoodra zij uit de eijeren komen.
Deze zelsde vlinders zijn vroeger (op het einde van Maart) door den Hoogleeraar bonelli in de omstreken van Turin in massa waargenomen, desgelijks van het zuiden naar het noorden trekkende, en vertoefden aldaar eene poos; de lucht was er mede vervuld, overal, waar bloemen waren, en des avonds werden alle planten met dezelve bedekt. Den 29 Maart waren zij het menigvuldigst. Vervolgens verminderde derzelver menigte aanmerkelijk, hoewel er tot de maand Junij nog vele overbleven. Ook elders heeft men ditzelfde verschijnsel waargenomen, met name te Coni, Racconni, Suse enz.
Deze sraaije vlinder, zonder zeldzaam te zijn, is echter geenszins gemeen in onze streken; maar dit jaar, en vóór dat ik van deze groote verhuizing nog kennis droeg, had ik zelf, met verwondering, eene ongelooselijke menigte dezer insekten, grooter en schooner dan doorgaans, in de distrikten Grandson en Yverdun opgemerkt, en, hetgeen zonderling is, veel vroeger, dan men die anders ziet, te weten op het eind