vastspijkeren niet leden, en zich zoo vast aan het schip hechteden, dat het zeewater niet onder het koper konde doordringen. Ware dit doel volkomen bereikt geworden, zoo was het koper eens zoo duurzaam geweest, wijl het alsdan alleen aan de buitenste oppervlakte door den roest zoude aangedaan zijn; maar het wordt ook binnenwaarts aangetast, en bij elke nieuwe bekleeding vindt men het papier geheel verrot. - Deze bewerking liet alzoo nog veel te wenschen over.
In het vijfde jaar der Fransche Republiek nam men eene nieuwe proef. Men bekleedde, in de haven van Brest, een fregat met op elkander genaaid en geteerd zeildoek; maar het linnen verrotte desgelijks, en men zag daarvan af. Thans kwam men op den inval, vilt daartoe te bezigen. Een uit dierenhaar bestaand weessel, dus redeneerde men, is niet, gelijk een uit het groeijend rijk, aan gisting onderhevig; en men bevond inderdaad, dat het bijkans onvernietigbaar is. Deze nieuwe bewerking werd door de Engelschen aangenomen, die tegenwoordig nagenoeg duizend met vilt bekleede vaartuigen bezitten, en de Fransche Marine volgt thans dit voorbeeld; hebbende met den Heer dobrée eene overeenkomst aangegaan tot bekleeding harer schepen op gezegde wijze. Naar het voorschrift van dobrée aangelegd, vormt het vilt een inderdaad ondoordringbaar deksel; het beschut voor het knagen der wormen, waartegen zoo vele middelen vruchteloos beproefd zijn; op die wijze bedekt, kunnen de voegen van het schip haar breeuwsel niet meer uitwerpen, en de kalfatering onmogelijk afspringen; het vilt belet steeds alle indringen van het water en de daaruit ontstaande ongevallen, zoodat een met vilt overtogen schipsbuik drie- ja viermaal langer duurt dan een gewone, en daarenboven veelvuldig stilliggen en kostbare reparatiën bespaart; eindelijk, hetgeen een zeer groot voordeel is, is deze elastieke, ondoordringbare dekking zoo sterk, dat de zijden van een schip kunnen worden ingestooten, zonder dat er water binnendringt en het schip wordt opgehouden.
De ondervinding heeft alreeds dobrée's hoop en verzekeringen bevestigd; gelijk het volgende uittreksel eens berigts van john opham, Kapitein van den Walvischvanger Triton, uit de haven van Nantes, moge bewijzen: ‘Wij kwamen aan kaap Vierge, en zeilden acht knoopen. Eensklaps stiet het vaartuig op de punt eener zandbank. Het borsthout ontving den stoot, en werd door denzelven wegge-