godsvrucht overal voor; maar, gelijk wij allezins reden hebben om te gelooven, echt roomschen Godsdienst, en Priesteren Pauselijk gezag, en Pauselijke heiligheid. Het zij verre van ons, dat wij de door haar aangevoerde en in voorbeelden aangewezene deugden, van barmhartigheid en weldadigheid vooral, zouden minachten, of op dezelve iets afdingen; maar het zijn deugden van het Christendom, niet uitsluitend eigen aan de Roomsche Kerk, en in Protestantsche landen, schoon minder opzienbarend en anders gewijzigd, niet minder voorhanden; en wij begrijpen, dat dit haar werk, met eenen echten dompergeest of domperdoel, de heillooze oogmerken der Geestelijkheid in Frankrijk in de hand moet werken, om het volk terug te leiden tot volkomene onderwerping en den leiband van Roomsche Kerkelijken, die wij toch, ook uit de Geschiedenis, anders nog kennen, dan zij hier in het algemeen ons worden voorgesteld. Onze lezer oordeele b.v. uit hare klagten (bl. 97 en volgg.) over uitvindingen, die niets anders opleveren dan hetgeen men bezit, en waarvan de uitwerking minder duurzaam en schoon is, - over den steendruk, - over de schaaplederen in plaats van de marokijnen banden der boeken, - over de kartonnen doozen, - over het werk van onze goud- en zilversmeden, - over de uitgevondene werktuigen, die het werk aan een aantal handen ontnemen, en tot den bedelzak brengen, - over de stoombooten, en het gas tot verlichting der straten, en (wij konden onze oogen naauwelijks gelooven) over de bliksemafleiders, welk NB. schrikkelijk voorbehoedmiddel franklin in de mode bragt, enz. enz.; maar het door koolstof
gezuiverd water moeten wij toch nog noemen, hetwelk zij eene manier heet, die veel voor goed bekend water bederft. De Dame is zeer ingenomen vooral ook met den laatsten oorlog tegen Spanje, welke, volgens haar, alleen waardig is, eene duurzame en levendige bewondering op te wekken; zij noemt dien eenen edelmoedigen, schitterenden en grootschen oorlog, die met zoo veel roem als heil geëindigd is! - Wij meenen, dat men deze soort van boekjes, van welke hand dan ook, ten minste niet behoorlijk gereinigd en gewijzigd, gerustelijk den Franschen laten moest, en dat de Nederlander dezelve gaarne missen zal.