Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZamenstel der Christelijke Zedekunde, door Dr. Frans Volkmar Rrinhard, in leven eersten Hofprediker van den Koning van Saksen, enz. Naar de laatste, vermeerderde en verbeterde Hoogduitsche Uitgaaf. Iste en IIde Deel. Te Deventer en Franeker, bij A.J. van den Sigtenhorst en G. IJpma. 1827, 28. In gr. 8vo. 966 Bl. f 8-: Bij inteekening f 6-:Het oorspronkelijke werk, van welks vertaling wij een' tweeden druk aankondigen, heeft in de godgeleerde wereld grooten naam gemaakt en zal altijd hooge waarde | |
[pagina 617]
| |
behouden. De drie eerste deelen van het System der Christlichen Moral verschenen ten vierdenmale in 1802, 5 en 7. Het 4de deel kwam uit in 1810, en het laatste na den dood des beroemden mans in 1815. Naar deze laatste uitgaaf, welke, wat de eerste deelen aanbelangt, door reinhard zelven genoemd werd vierte vermehrte und verbesserte Auflage, wordt ons dit belangrijke werk in een' tweeden en, mogen wij zeggen, zeer verbeterden druk aangehoden. Het werk van reinhard, als zoodanig, is algemeen en zeer gunstig bekend, en behoeft ook alhier noch aanprijzing noch beoordeeling. Het is thans alleen pligt voor ons, dat wij deze uitgave nader leeren kennen. Gemakkelijk zou zoodanig verslag te geven zijn, indien wij eene vergelijking wilden maken tusschen dezen en den vroegeren druk. Doch dit zou tot te groote uitvoerigheid ons verleiden, en ons brengen tot dit resultaat, dat, bij deze vergelijking, de tweede druk het van den eersten, bijna overal, verreweg wint. Vooraf moest men dit reeds gissen, indien men slechts op de verschillende Vertalers let; dáár Mr. j. van der linden, hier Ds. p.c. molhuysen. Het geldt toch ook hier, dat een ieder in zijn eigen vak het meeste thuis is. Hiervoor zijn de bewijzen deels in de bijgevoegde aanteekeningen, deels ook in de meerdere zoetvloeijendheid, waardoor het werk van den Predikant boven dat van den Advocaat uitmunt. Eene enkele keer schijnt molhuysen te onbedacht het geleide van van der linden gevolgd te zijn; t.w. in de aanteekening, IIde deel, bl. 294, waar de Zendelinggenootschappen niet zeer gepast vermeld worden, maar die ook alzoo voorkomen bij van der linden (175.) IIde deel, bl. 302. Reinhard heeft, namelijk, I Band, S. 642 folg. a) gebezigd: Missionsanstalten; en de woorden in den tekst: ‘Diess heisst die Negersclaven in Amerika lieben, um seinen Nachbar nicht lieben zu dürfen,’ wijzen hier op de Jezuiten, en hun drijven en voorgeven | |
[pagina 618]
| |
met den Staat ParaguayGa naar voetnoot(*). De Advocaat was met deze Missionsanstalten op vreemd grondgebied; maar de ander vergat hier het onderscheid, dat toch hij zeer goed kent, tusschen de Jezuitsche propaganda en het beter gestemde en gezinde Zendelinggenootschap. Wij maken alleen deze aanmerking hier ten nutte van het Nederlandsche Zendelinggenootschap, dat van verre en van nabij verlichting verspreidt, en dat van Jezuitsche streken en snoodheid zeer verre verwijderd is. Den Heere molhuysen verzoeken wij vriendelijk, dat hij de bronnen, welke in het Nederlandsch voorhanden zijn, ook in onze moedertaal aanhaalt. Hiermede bedoelen wij niet de bloote vertaling van de titels der boeken, zoo als hij eene enkele keer doet, maar wederom op voorgang van van der linden. Zie molhuysen, IIde deel, bl. 422 in de aanteek., en van der linden (316) bl. 432. Maar wij verlangen daarbij te gelijk aanwijzing der bladzijden, waar het aangehaalde te vinden is. Juist dit maakt dezen tweeden druk meer bruikbaar voor onzen landaard, ook bij het bezit van het oorspronkelijke werk. Het zamenstellen der Registers op het einde van dit werk zal den bekwamen man hiertoe geschikte gelegenheid verschaffen. - Deze aanmerkingen, met de meeste onpartijdigheid gemaakt en medegedeeld, wilden wij niet achterhouden, omdat dit werk alle naauwkeurige zorg verdient, en de Eerw. molhuysen daaruit zien kan, niet hoe veel, maar hoe weinig wij op dezen zijnen arbeid hebben aan te merken. Wij kunnen dit ons verslag niet eindigen, vóórdat wij ook de Uitgevers loffelijk hebben vermeld. In onzen tegenwoordigen Boekhandel bekommert men zich het minst om boeken, die, om nu de Boekverkoopers-taal te bezigen, lui zijn. Alles moet vroeg en als door stoom aan den man, en wel tegen tamelijk hoogen prijs. Het ove- | |
[pagina 619]
| |
rige vliegt dan spoedig henen, tegen een' derden van den eerst ontvangen prijs. Dat dit den Boekhandel vernielt, is even zeker, als dit weinig behartigd wordt. Op dezen regel maken de Uitgevers van dit werk eene wenschelijke uitzondering. Zij steken hun geld, dat bij een werk van langen adem niet weinig is, in een fonds van een wel lui, maar langzaam en zeker getrokken werk. Zij eischen voor zuiveren druk en goed papier eenen prijs, die zelfs buiten inteekening gering is, in evenredigheid met andere nieuwuitkomende werken. Wij gelooven, dat dit hun gedrag ten opzigte van reinhard's werk hun nimmer berouwen zal, en eindigen met den wensch, dat ook andere Boekhandelaars voor het vervolg de herhaling van dergelijke aanmerkingen, als wij hier mededeelen, zullen overbodig maken. |
|