Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1828
(1828)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 613]
| |||||||||
Boekbeschouwing.Bijbeloefening over den tweeden Brief van Paulus aan de Korinthiërs. Door H. van Heyningen, Predikant te Rijswijk. Te Delft, bij de Wed. J. Allart. 1827. In gr. 8vo. 529 Bl. f 4-80.Bij de aankondiging van dit werk gevoelt zich Recensent in onaangename verlegenheid. Door vroegere Bijbeloefeningen over het Evangelie van mattheus en lukas, den Brief van paulus aan de Romeinen en diens eersten aan de Korinthiërs, heeft de Eerw. van heyningen over het algemeen grooten lof behaald; en toch wil ons deze Bijbeloefening over den tweeden Brief aan de Korinthiërs niet regt bevallen. Ook over den vroegeren arbeid zou ons gevoelen misschien eenigzins hebben verschild van dat der meeste Beoordeelaars. Daar wij nu eerst in de gelegenheid zijn, ons oordeel over dusdanigen arbeid mede te deelen, vangen wij aan met onbewimpeld onze gedachten te zeggen, dat namelijk deze Bijbeloefening meer de honding heeft van oefeningen over den Bijbel, dan wel de strekking, om den Lezer of Hoorder te oefenen in den Bijbel; welk laatste punt wel het voorname of liever eenige doel moet zijn van alle welingerigte Bijbeloefeningen. Bij den vroegeren arbeid des Schrijvers viel dit misschien daarom minder in het oog, omdat de verscheidene aard der toen behandelde Bijbelboeken eene grootere uitvoerigheid scheen te verdragen. Doch juist gelijke behandeling van eenen Brief, die met het reeds vroeger verklaarde een groot verschil oplevert, maakt het gebrek nu meer tastbaar. De aanmerking van horatius:
Intererit multum, Davusne loquatur, an Heros, cet.
't Verschil is groot, wie spreekt, een slaaf of Godenzoon.
is op de natuur gegrond, en ook van toepassing bij | |||||||||
[pagina 614]
| |||||||||
het verklaren der Heilige Schrift. Er is groot verschil tusschen den verhalenden schrijver, den godgeleerden onderwijzer, den strengen bestraffer en vermaner, en den vaderlijken vriend, die zijn geheele hart uitstort en door hartelijke liefde dringt tot het goede. Dit onderscheid behoort ook de Uitlegger gestadig in het oog te houden, daar hij meer dan enkel de woorden heeft te verklaren. Dit zal wel het onderscheid doen in het oog vallen tusschen Bijbeloefening over mattheus en lukas als Evangelieschrijvers, tusschen den Brief aan de Romeinen, tusschen den eersten aan de Korinthiërs, en den tweeden aan dezelfde gemeente; welke laatste Brief, door de Akademische Verhandeling van Prof. royaards uitmuntend toegelicht, door kortheid van uitdrukking, door plotselinge overgangen, en door telkens op het onverwachtst veranderden toon, eene natuurlijke welsprekendheid bezit, welke in die mate geene kunst ooit kan of zal bereiken. De Uitlegger, die, door noodeloozen omslag, dit eigendommelijke van den stijl wegneemt, werpt te veel water in den wijn, en maakt een sterk gespierd ligchaam, door hetzelve te verrekken, tot alle krachtige werking ongeschikt en lam. Het is wel waar, dat de Eerw. van heyningen meest overal de gesteldheid van 's Apostels aandoeningen in den Brief juist doet opmerken; maar korte en meer kernachtige opheldering, voor welke deze Brief zulk eene uitnemende geschiktheid heeft, zou dit alles meer in het oog doen vallen. Het gezigt van den krachtvollen man werkt sneller en gemakkelijker op den aanschouwer, dan de wijdloopige, hoezeer dan ook naauwkeurige en geleerde, ontleding van deszelfs lijk. Zulk eene ontleding komt ons voor deze Bijbeloefening te zijn, waarbij wij de geleerdheid en het vernuft van van heyningen niet miskennen. Ook wij hebben dus gegronde aanmerkingen tegen de lijvigheid, of, zoo als beter gezegd wordt, tegen de omslagtigheid, welke dit werk van van heyningen niet enkel kostbaar, maar, hetgeen meer zegt, ook minder bruikbaar maakt. Indien men voor onze meening voldingend bewijs ver- | |||||||||
[pagina 615]
| |||||||||
langde, en wij gelegenheid hadden, dit hier uitvoerig aan te wijzen, zou ons vooral Hoofdst. XI hiertoe genoegzame stof opleveren. Dit hoofdstuk toch zal bij kernachtige vertaling en opheldering beter uitvallen, dan bij de omslagtige opheldering door den Schrijver, bl. 397-450. Conf. royaards, Disput. Inaug. de II Pauli ad Cor. Epist. pag. 109. Om hetgeen wij bedoelen meer in het oog te doen vallen, zullen wij onze opvatting, tegenover die des Schrijvers geplaatst, nog laten volgen. Ziehier dan slechts enkele stalen.
Wij onthouden ons van verdere stalen en aanmerkingen, en wenschen den Eerw. van heyningen bij volgende gelegenheid meerderen tijd toe, om, hetgeen hij door tijdsgebrek nu zoo uitvoerig schrijft, dan meer beknopt en zekerlijk ook beter in het licht te kunnen zenden. |
|