dom verbiedt ons, aan de verbetering van eenen zondaar te wanhopen. Of zoude in dezen reeds alles gedaan zijn, wat te doen is? In het algemeen mag men dit reeds betwijfelen, omdat in zoo weinige opzigten alles door de menschen gedaan is, wat te doen valt, inzonderheid bij moeijelijke zaken, en die, aan het algemeene bewind bevolen, onder zoo veel belangrijks, naauwelijks eene genoegzame oplettendheid kunnen trekken. Maar de ondervinding, het eigen onderzoek der zake leert dit bovenal. En het is waarlijk beklagelijk, wanneer men de gevangenissen, zoo als ze nog veelal zijn en algemeen plagten te wezen, - verblijven van ellende, kweekhoven der ondeugd, boven welker deur stond, als boven die der hel bij dante: wie hier binnentreedt, legge de hoop af! - met een aandachtig oog beschouwt. Het verheugt ons regt, dat de Spreker dit, en de mogelijkheid om het te
verbeteren, zoo schoon en welsprekend doet zien. Moge zijn stuk, op allerlei wijze verspreid, krachtig medewerken, om alle vooroordeelen tegen de bestaande onderneming, alle traagheid in het toetreden tot zoo Christelijken arbeid, meer en meer weg te nemen! Van ouds af muntte ons vaderland door zijne liefderijke instellingen uit; ook zijne gevangenissen werden door howard nog de beste bevonden. Zouden wij ons dezen, boven alles schoonen, nationalen roem laten ontnemen, en bijzonder voor haar, die zich eenmaal, in zoo vele opzigten, naar ons vormde, voor de jeugdige Amerikaansche Republiek, of voor Engeland zwichten? Neen, Landgenooten! koopt en leest deze Redevoering, - leest, wat de waarheid allerwegen genoegzaam verkondigt, en gaat heen en doet desgelijks! Laat de Priester en de Leviet met Pharizésche ongevoeligheid voorbijgaan; gij, verbindt de wonden des armen Samaritaans; gij, toont, dat ieder mensch uw naaste, elke ongelukkige uw broeder is!