en uitdrukkingen, aan dat dooreensmijten van stellingen, aan die tastbaar valsche conclusiën, waaruit deze werkjes zijn zamengeflanst, en welke het ontijd niet moeijelijk viel, op elke bladzijde bijna, aan te toonen. Dit ziet men aan dat te koop loopen met Gods woord, zoo als deze het teregt noemt; aan dat lardéren met bijbelteksten, die er te pas of te onpas worden bijgebragt. Neen, zoo het capadose om waarheid te doen ware, hij zou een' anderen weg gaan, niet die kronkelpaden van dialectische of Cabbalistische spitsvindigheid; hij zou een' anderen toon voeren, niet dien van hoogmoedige zelfverheffing. Wat al sophismata, wat al overdrevene grootspraak, wat al uitroepen, wat al woorden zonder zin of wetenschap! Als men dat alles leest, zou men gelooven een' ouden Scholasticus uit de donkere Middeleeuwen te hooren. Het geheele dispuut is niet om de zaak, maar om den persoon van den opponens; niet om de waarheid, maar om de ijdele eer der victorie. Wie het ook geloove, bij ons wil het er niet in, dat het Dr. capadose ernst is. Neen zeker, hij meent het niet; en daarom te meer is het jammer, dat de kundige ontijd zulk een doorwrocht boek geschreven heeft, om al die ongerijmde stellingen te bestrijden.
Hoe is het mogelijk, één greintje gezond verstand te bezitten, en zóó met menschelijke en Goddelijke zaken te kunnen omspringen? Men denke maar eens aan die belagchelijke uitleggingen der H. Schrift, welke in deze nieuwe Bijdrage met zoo veel grond worden ten toon gesteld. Het spijt ons, dat wij het zeggen moeten; maar als wij den Heer capadose zoo gedurig van moedwillig verdraaijen en verwringen van de woorden, die hij aanhaalt, overtuigd zien, gelijk men dat in dit werk, niet op ééne, maar op ontelbare plaatsen, zien kan, dan is het onmogelijk, aan 's mans opregtheid te gelooven. Zijne geheele wijze van geschilvoeren is eene soort van goochelspel, waardoor hij behendiglijk de oogen van anderen zoekt te verblinden. Die het verlangt, kan de groote toeren van dezen behendigen goochelaar uit ontijd's