Dat de Christelijke Godsdienst, daardoor, dat hij aanleiding hebbe gegeven tot verdeeldheid en vervolgingen, niets van zijne waarde en voortreffelijkheid verliest. matth. X:34-36. V. De zegepraal van het Christendom over het bijgeloof. Hand. VIII:9-13. VI. Over den hoogen leeftijd der Aartsvaders. Gen. V:9-13. VII. De opvolging der Jaargetijden eene veelvermogende opwekking, om bij dringende gevaren op God te vertrouwen. Psalm LXXIV:17. VIII. Opwekking tot den lof van God, wegens zijne grootheid in de Natuur. Psalm CIV:1a. IX. De naauwe en bestendige vereeniging met Jezus noodig voor den Christenleeraar, om met vrucht te arbeiden in den dienst van zijnen Heer. (Eene Intreêrede.) joann. XV:5. X. De geest, welke den Evangeliedienaar bezielt, moet een geest zijn van kracht, van liefde en van gematigdheid. (Eene Bevestigingsrede.) 2 tim. I:7.
Uit een veertig- of vijftigtal heeft valk deze onderwerpen gekozen, door zijnen Vriend timmers in Leerredenen behandeld. Tot het doen zijner keus werd hij geleid door het niet alledaagsche van sommige onderwerpen, doch die tevens in zichzelven zeer belangrijk en ook voor den kansel niet ongeschikt zijn. Ten andere heeft valk zijne keuze laten vallen op zulke Leeredenen, van welke hij eenige reden had te denken, dat zij, meer nog dan andere, zijnen vrienden, bijzonder in zijne laatste Gemeente, aangenaam zouden zijn. Hoezeer dus valk in het bijzonder 's mans vrienden, bij het doen zijner keuze, op het oog had, kan het niet anders, of ook anderen, wien deze Leerredenen in handen komen, zullen met de gedane keuze volkomen tevreden zijn.
Over de innerlijke waarde en den uiterlijken vorm zullen wij niet opzettelijk oordeel vellen. Het gevoelen van valk verschilt niet veel van het onze. Wij zouden, namelijk, over derzelver voortreffelijkheid nog stelliger ons uitlaten. Voorberigt, bl. 7, schrijft valk: ‘De bescheiden Lezer ontvangt deze Leerredenen, gelijk zij gevloeid zijn uit de pen en het hart van timmers voor zij-