Goed en kwaad uit vroegere en latere dagen, tot leering en waarschuwing verzameld door Steenbergen van Goor. - Het een of ander in dit boeksken moge dezen of genen, naarmate van zijnen verschillenden smaak, niet behagen; het geheel zal toch, vertrouwen wij, wegens deszelfs verscheidenheid, allen wel voldoen. Want ofsschoon op een gastmaal juist niet alle spijzen naar onzen smaak zijn, zullen wij daarom den ganschen maaltijd niet afkeuren, maar die spijzen welgevallig en dankbaar genieten, in welke onze smaak behagen vindt. Cajus plinius secundus. - Te Leeuwarden, bij Steenbergen van Goor. 1827. In gr. 8vo. IV en 293 bl. f 2-70.
Het komt ons voor, dat er ook in ons vaderland tijdschriften genoeg zijn, om het merkwaardigste uit buitenlandsche maandwerken op te nemen. Wij zien dus de noodzakelijkheid niet in, om het lezend pnbliek in een afzonderlijk werk zulk eene verzameling te geven. Het motto onder den titel moet den verzamelaar verontschuldigen. Maar, of deze verontschuldiging toepasselijk is op het onderhavige werk, geven wij in bedenking. Wanneer men eenen vreemdeling op de familiare portie noodigt, moet deze, indien hij de noodiging niet aflag, het geringe voor lief nemen. Maar hier heeft de Heer steenbergen van goor er zich toe voorbereid, om gasten, waaronder er zijn, met welken hij zoo dood familiaar niet is, te onthalen; en dat wel positis ponendis. En waarop komt nu het gastmaal uit? Op schotels, die van de buren geleend zijn, en bij dezen, of in de eigene huishouding, reeds meermalen hebben gediend, en nu opgewarmd zijn. Oneindig verdienstelijker bij het letterlievend publiek zal zich zoo bekwaam een uitgever maken, wanneer het hem behage, uit eigen' rijken voorraad het een en ander op te disschen.