bij voor den weetgierigen. Men vindt hier inderdaad, al is men met de Grieksche geschiedenis niet onbekend, robertson, barthelemy en anderen hebbende gelezen, veel nieuws, dieper opgedolvens, naauwkeurigs. Over den zamenhang der algemeene historie, over dien der oude dichtwereld en andere zaken gaat ons menigmaal een nieuw licht op. En inzonderheid de geschiedenis der wijsgeerte - eene zoo belangrijke zijde der Grieksche historie - schijnt er uitvoerig en belangrijk in verhandeld te zullen worden. Zoodat, men moge somtijds het pad wat dor vinden, het voert ons telkens weêr tot aangename en vruchtbare plekken, waar wij met groot genoegen verwijlen.
Wij kunnen vooralsnog, natuurlijk, maar van Oud-Griekenland spreken; en daar van kampen het beste hierover, zoo oorspronkelijke als later vervaardigde, gelezen, vergeleken en tot zijn doel aangewend heeft, zoo bezit het boek in dit opzigt reeds eene hooge waarde. Moeijelijker nogtans, maar ook belangrijker, wordt van zelve zijn verhaal, wanneer hij tot de middeleeuwen nadert, en ligt allermoeijelijkst, (hoe vreemd dit luide) maar gewis ook allerbelangrijkst, uit hoofde der levendige deelneming, wanneer de tegenwoordige worstelstrijd der Grieken zijne pen vordert. Trouwens, er bestaat thans eene blijde hoop, dat die strijd niet in louter bloed en tranen zal eindigen, en zoo moge dan het herstel en niet de ondergang van Griekenland 's mans werk besluiten en verhelderen!
In betwisting van bijzondere punten en wijzen van zien kunnen wij niet komen. Ook vinden wij daartoe weinig drang. Druk- of andere fouten, als b.v. bl. 419, boven, om hunnen leermeester met alle beroemde mannen in aanmerking (lees aanraking) te brengen, hebben wij weinig of niet ontmoet, en bl. 458: omdat zij de Godheid als die van bedriegers en overspelers hadden geschilderd, waarvoor men toch menschen strafte, waar blijkbaar iets te veel of te weinig staat.
Een paar aanmerkingen nog, en daarmede eindigen wij.