schiedkundige narigten omtrent de maatregelen, welke tegen de Epidemische ziekten in dat tijdvak genomen zijn.
Het tweede (geneeskundig gedeelte) geeft een antwoord op ieder der volgende vragen: 1. Hoedanig was de geaardheid der Epidemische ziekten, welke in het tijdvak der ondernomene droogmakerijen en bedijkingen, en wel voornamelijk na 1608, in Noord- en Zuid-Holland geheerscht hebben? 2. Welke gevolgtrekkingen laten zich uit de geaardheid der Epidemiën afleiden? 3. Geeft het voorafgaande onderzoek aanleiding, om te mogen besluiten, dat er eenig oorzakelijk verband tusschen de Epidemiën, welke geheerscht hebben, en de ten uitvoer gebragte droogmakerijen bestaan hebben; oefenden de uitdampingen der uitdroogende gronden een' schadelijken invloed op der ingezetenen gezondheid, en zoo ja, hoe was deze invloed? 4. In hoe verre kan bewezen worden, dat de schadelijkheid der uitwasemingen van moerassige en uitdroogende gronden destijds bekend was? 5. Heeft men in vroeger tijden eenige voorbehoedmiddelen tegen de ongezondheid der droogmakerijen gebruikt? 6. Hebben er toevallige omstandigheden medegewerkt, welke de schadelijke uitwerkselen dier uitgestrekte bedijkingen en droogmakerijen verminderen?
Uit deze korte opgave van den inhoud dezer belangrijke Verhandeling kan men opmaken, welke gewigtige vraagstukken in dezelve ontwikkeld worden. In het bijzonder is het geschiedkundig gedeelte, waaraan veel vlijt en moeite besteed is, der lezing overwaardig. Men zal in hetzelve vele wetenswaardige berigten aantreffen, aangaande de Droogmakerijen in ons Vaderland, uit oude Schrijvers bijeenverzameld; het behelst als zoodanig eene allerbelangrijkste bijdrage tot de Natuurkundige Geschiedenis van Holland.
Minder beviel ons het andere gedeelte. - Dan, wij vergeten, dat wij slechts een verslag, geene beoordeeling geven wilden. Deze toch voegt minder op eene Verhandeling, aan welke door een geacht Genootschap de zilveren eereprijs is toegekend. Hetzelve verdient den dank van het publiek