namelijk, des Heeren. De Eerw. scholten, reeds gunstig bekend door zijn Specimen, de appellatione τοῦ ὑιοὺ τοῦ ἀνθρώπον, quâ Jesus se Messiam professus est, ten jare 1809 te Utrecht onder Prof. heringa verdedigd, heeft in zijne tusschenuren deze Verhandeling geschreven, welke, ook na het verschijnen van g.a. van limburg brouwer's Specimen Acad. Inaug. de Parabolis J.C. 1825, geenszins overtollig is.
Deskundigen weten allen, dat het verklaren dezer Gelijkenissen op zichzelve groote moeijelijkheid heeft. Tot naauwkeurige en grondige Exegese van dezelve behoort bijna meer dan oppervlakkige opheldering van al de Evangeliën, joannes zelven niet uitgezonderd; vermits geene voldoende verklaring mogelijk is, zonder naauwkeurig letten op de omstandigheden, in welke zich de Heer, bij het voorstellen der afzonderlijke Gelijkenissen, heeft bevonden. Alwie dan ook de Gelijkenissen, tot in de minste bijzonderheden, juist wil verklaren, behoort, zoo veel dat mogelijk is, die Gelijkenissen tot de afzonderlijke jaren van 's Heilands leerambt te brengen, en als 't ware eene tijdrekening van dezelve te leveren, met inachtneming van de telkens veranderde omstandigheden des Zaligmakers, zonder welke geene verklaring aan de billijke verwachting van deskundigen voldoen kan. Doch hierover nu geen woord meer. Wij bedoelen eene dergelijke behandeling der Gelijkenissen, als van eenige geleverd is door van willes, Verzameling van Bijdragen, 1826. bl. 1-45.
Een' anderen weg heeft de Heer scholten ingeslagen, op welken men hem gemakkelijk en met groot voordeel en genoegen volgen kan. Hij levert in deze zijne Verhandeling slechts opmerkingen; maar meestal zulke, die, als schatbare bijdragen, over de Gelijkenissen des Heeren wel geen nieuw, maar toch zeer helder licht verspreiden. Van dien kant verdient deze zijne Diatribe alle aanprijzing.
Zoo veel ons bestek gedoogt, zullen wij nog in eenige bijzonderheden dit werk beschouwen. Het geheel is verdeeld in twee deelen. Pats prior, exhibens observa-